- Patrimoine
- / Erfgoed
Door Jean-Pierre Ducastelle
Jaarlijks houdt Bergen haar “ducasse” (volksfeest) op Drievuldigheidszondagdag, een week na Pinksteren. Deze processie, waarvan de volgende editie plaatsvindt op 26 mei, gaat terug tot de 13de eeuw. De oorsprong van de Lumeçon ligt in de late middeleeuwen, dat staat vast.
Jaarlijks houdt Bergen haar “ducasse” (volksfeest) op Drievuldigheidszondagdag, een week na Pinksteren. Deze processie, waarvan de volgende editie plaatsvindt op 26 mei, gaat terug tot de 13de eeuw. De oorsprong van de Lumeçon ligt in de late middeleeuwen, dat staat vast. De feestelijkheden beginnen zaterdag om 20 uur met het neerlaten van het 350 kilo zware schrijn in de collegiale kerk van Sint- Waltrudis. De burgerlijke en religieuze gezagsdragers zijn samen met de hele bevolking aanwezig om de kostbare relikwieën te escor teren naar het midden van de kruisbeuk. De clerus vertrouwt de bewaking ervan toe aan de burgemeester. ’s Anderendaags wordt het schrijn tentoongesteld op de Car d’Or en rondgedragen in de processie1.
1 De Ducasse van Bergen wordt door de Franse Gemeenschap en de UNESCO erkend als meesterwerk van het immateriële patrimonium.
Op zondagmiddag rond 12uur is het beklimmen van het hellende vlak voor de Sint-Waltrudiskerk een van de hoogtepunten. De zes hardwerkende paarden worden bijgestaan door een menigte die tegen de “kont van de koets” duwt, opdat ze in één beweging tot boven komt. Daarna kan de koets tot voor de ingang van de collegiale kerk worden gereden, waar ze wordt verwelkomd door schallende Thebaanse trompetten. Pas op, want als het mislukt… De huidige vorm van de processie is te danken aan de inspanningen van kanunnik Edmond Puissant (1860-1934, Bergens archeoloog). Na de viering van 100 jaar België heeft hij van deze uitstap een historisch en religieus evenement gemaakt. Vanaf 10 uur ’s morgens volgen zo’n zestig kleurrijke groepen in stilte een traditionele route door het hart van de stad, van de Sint-Waltrudiskerk naar de Grand-Place, om tegen de middag weer aan te komen op het vertrekpunt. 1500 figuranten laten de emblemen van de stad zien, de symbolen van de Bergense parochies, de afbeeldingen van oude broederschappen of van hun beschermheilige, de kloosterlingen van Sint- Waltrudis, en ze beelden het gezin van de heilige uit, en personages die met haar leven te maken hebben.
De Car d’Or is het meest typische element van de processie. Al sinds de 14de eeuw wordt het schrijn van Sint-Waltrudis vervoerd op een car. De huidige praalwagen dateert van 1781, het eind van het ancien régime. Hij is gemaakt door de beeldhouwers Ghienne en Midavaine. Hij meet 5,8 bij 2,4 meter en leeg weegt hij twee ton. Met zijn engeltjes en zijn gestileerde bloemenversieringen is de wagen een goed voorbeeld van Lodewijk XVI-stijl. Het schrijn, dat in de Franse tijd werd verwoest, is gebeiteld in 1887. Sinds een bevel van de Hollandse regering in 1819 wordt het gevecht van Sint-Joris niet meer uitgebeeld tijdens de processie maar vindt het plaats na de terugkeer van de Car d’Or.
De heilige Joris
Om 12.25 uur wordt de draak, die op dat moment aan de buitenkant tegen het koor van de kerk staat, verplaatst door de Hommes Blancs (de witte mannen). Alle acteurs komen in actie, politiemensen en gezagsdragers houden zich klaar om de menigte in toom te houden. Brandweermannen lossen een eerste salvo. Het lied van de Doudou weerklinkt. De afdaling van de rue des Clercs, de echte start van het zogenaamde Lumeçon-gevecht, kan beginnen. Een bomvol plein wacht de acteurs op en het binnentreden van de arena voltrekt zich, tot groot collectief jolijt.
De heilige Joris is de held van het gevecht. Deze mythische heilige van oosterse oorsprong wordt hier sinds het eind van de 14de eeuw vereerd. Rond 1440-1441 wordt het Spel van de heilige Joris opgevoerd in het theater. Vanaf de 15de eeuw treedt hij op in de processie, samen met de draak en de maagd. In de 18de eeuw wordt hij belichaamd door de middeleeuwse ridder Gilles de Chin, die in 1133 een draak zou hebben geveld die de Borinage teisterde.
Zodra hij in de arena is (le rond, de kring), loopt de heilige Joris de arena rond terwijl hij maaiende bewegingen maakt met zijn lans. Het gevecht kan beginnen. Drie keer zal het monster de Chinchins omvergooien. Drie keer maakt de heilige Joris zich meester van de staart van de draak en loopt hij ermee in het rond. Op dat moment vallen de Chinchins hun tegenstanders aan. Geregeld haalt de draak met zijn staart uit naar het publiek en veegt hij toeschouwers weg. Die maken van de gelegenheid gebruik om de paardenharen van de staart te bemachtigen, want dat zijn geluksbrengers. De Chinchins en de Diables (de duivels) huppelen of zingen mee op de maat van de muziek. De eerstgenoemden laten hun halsketting rinkelen, de laatstgenoemden zwaaien met een blaas en slaan ermee op het zand van de arena.
Als de heilige Joris zijn lans breekt, gaat de Chinchin die optreedt als zijn lijfwacht (de zogenaamde beschermer) een nieuwe lans voor hem halen. Intussen zet de ridder de strijd voort met een sabel en geeft hij een slag op de staart en een andere op de bek of de rug van het monster. De Diables proberen te beletten dat de beschermende Chinchin een nieuwe lans geeft aan zijn meester, die door alle Chinchins wordt geholpen. Om 13 uur doodt de heilige Joris de draak met drie pistoolschoten (één naast en twee raak). Zodra het beest dood is, stor ten de Chinchins zich op de buit.
In de loop van de voorbije vijftig jaar heeft de Lumeçon een nieuwe dynamiek gekregen. Er is namelijk een duidelijke wil om het ritueel beter te organiseren, er is een toename van het aantal deelnemers en een betere band met de processie. De laatste vernieuwing is bedoeld om de vrouw een plaats te geven binnen het gevecht. Sinds het begin van het derde millennium hebben twee jonge vrouwen, Cybèle (de oude stad) en Polyade (de nieuwe stad), zich aangesloten bij de traditionele personages en hebben ze een plaats in het ritueel.
In het kort
De draak is gemaakt van wilgentenen en een geraamte van bamboe. Hij is bekleed met beschilderd linnen en hij is 9,3 meter lang. Traditioneel werd de 5 meter lange staart gemaakt van essenhout. In 2002 is het hout vervangen door koolstofvezel, een eigentijds materiaal dat aangeraden was door de Faculté Polytechnique en uitgewerkt door een bedrijf in Froidchapelle. Door dit lichte en resistente materiaal kon de draak 26 kilo minder zwaar worden gemaakt, tot tevredenheid van de Hommes Blancs die dit monster van ruim 150 kilo bedienen. Binnenin loopt een drager, en hij wordt door tien anderen geholpen. Zij dragen rode linten en een witte muts.
informatie
Maison du Tourisme
Grand-Place, 22
B-7000 Mons
+32 (0)65 33 55 80
ot3@ville.mons.be
www.mons.be
http://ducassedemons.info