- Patrimoine
Door Gilles Bechet
De eeuwenoude ruïnes van de abdij van Villers-la-Ville kregen onlangs een nieuw bezoekerscentrum en een nieuwe toegang tot de site, waardoor men heel de grootsheid van deze gotische parel in zijn natuurlijk schrijn kan ontdekken.
Deze ruïnes behoren ongetwijfeld tot de mooiste van de christelijke wereld en vormen de volledigste cisterciënzersite van Europa. De abdij van Villers, die Victor Hugo fascineerde, kwam aan het einde van de 19de eeuw opnieuw onder de aandacht dankzij de romantische belangstelling voor ruïnes. Deze ruïnes, die zo ambivalent zijn als de ijdelheid, getuigen evenzeer van de verwoestende tand des tijds als van de weerstand daartegen.
Onder impuls van de heilige Bernardus van Clairvaux beginnen de cisterciënzermonniken in 1146 een romaanse abdij te bouwen in de Thylevallei. De pragmatische pijdragers beslissen zich boven de waterloop te vestigen, in plaats van op een van de oevers ervan, zodat de abdij het stromend water kan gebruiken voor haar huishoudelijke behoeften en haar werkplaatsen. In de 13de eeuw beleeft de abdij een eerste bloeitijd, op het hoogtepunt van de gotische pracht. In de 18de eeuw worden de middeleeuwse gebouwen in neoklassieke stijl gerenoveerd en worden het abtenhuis en de tuinen eraan toegevoegd. De abdij, die toen door 100 monniken en 300 lekenbroeders werd bewoond, beleefde een nieuw hoogtepunt, dat echter bruusk werd afgebroken door de Franse Revolutie. In 1796 werd het domein in drie kavels verkocht. De eerste kavel bevat de resten van de abdij, de tweede de bijgebouwen met de molen en de vijver, en de derde de heuvel en de hoeve. Die splitsing gaat duren tot in de moderne tijd, waarin de ruïnes nog steeds eigendom zijn van de federale staat, terwijl de andere kavels toebehoren aan het Waals Gewest. Een typisch Belgische toestand, die het beheer van de hele site gelukkig niet te veel bemoeilijkt.
Anders denken
Een van de voornaamste problemen van de site is de lange asfaltweg die er van het ene uiteinde naar het andere doorheen slingert. Die nog uit de tijd van de Franse Revolutie daterende weg doet afbreuk aan het homogene karakter van het geheel en is een element van onveiligheid voor de bezoekers. “Er wordt al twintig jaar gesproken over het omleggen van de weg, maar dat bleek niet doenbaar om budgettaire redenen en wegens de vele onteigeningen die daarvoor nodig zouden zijn. Daardoor zijn we op den duur anders gaan denken”, zegt Corinne Roger, Directrice van de dienst Vastgoedopdrachten van het Waalse Erfgoedinstituut. Beetje bij beetje werd duidelijk dat het bouwen van een loopbrug over de weg om de verschillende delen met elkaar te verbinden, de beste manier zou zijn om de site op te waarderen en om de zichtbaarheid ervan en de veiligheid van het publiek te verbeteren.
Voortaan is de site toegankelijk via een nieuw Bezoekerscentrum dat werd ondergebracht in de oude molen, een gebouw dat in de loop der eeuwen veel veranderingen onderging, maar sinds de 13de eeuw altijd in gebruik is gebleven. Daarin bevinden zich nu de kantoren van de vzw Abdij van Villers-la-Ville, twee didactische zalen en de onthaalboetiek.
“Toen men afkwam met het voorstel voor een loopbrug, stond ik een beetje weigerachtig tegenover het idee om zo'n breuk te maken in een oud gebouw. Maar het is waar dat de molen in de tijd van de monniken veel kleiner was en dat hij pas later grondig werd verbouwd. Die loopbrug vertrekt vanuit een verdieping die niet bestond in de tijd van de abdij. Ze maakt de verbinding met de heuvel en biedt een weergaloos uitzicht op de site”, vernemen we van Michel Dubuisson, historicus en adjunct-directeur van de vzw.
Eerst komt men langs het onthaal en de bijbehorende boetiek, die uitpuilt van artikelen en producten die in cisterciënzer‑ en andere abdijen werden gemaakt. Van daaruit gaat men naar de twee zalen op de hogere verdiepingen. Deze vleugel van het gebouw was buiten gebruik sinds 1858, maar onderging aan het einde van de 19de eeuw een eerste reeks conservatiewerken, waarbij architect Charles Licot al van plan was er een museum in onder te brengen! De renovatie met haar verfijnde lijnen doet de panelen van cortenstaal, het natuurlijke hout en de eerbiedwaardige muren van afgebikte baksteen, heel sober op elkaar aansluiten. In de eerste zaal krijgt men een inleiding tot de cisterciënzerwereld. Zo ziet men er de ligging van de abdijen in Europa, het plan en het organogram voor de werking ervan, alsook het verbazend ingewikkelde uurrooster dat het leven van de monniken naargelang de jaargetijden regelde. Met behulp van een reeks aanraakschermen kan men die informatie verder uitdiepen. De tweede zaal wordt bijna helemaal in beslag genomen door een groot leistenen schaalmodel van de abdij in haar glorietijd. Het materiaal verwijst natuurlijk naar de steen waaruit de abdij voor 95 % werd opgetrokken en die gewonnen werd in twee nabijgelegen steengroeven. Vóór de herinrichting van de oude molen werden er verscheidene restauratie‑, uitrustings‑ en landschapswerken uitgevoerd, waarbij in 2010 de deur van de hoeve en de schuur met de huidige technische werkplaatsen werden gerestaureerd, en in 2011-2012 de wasserij waarin nu een ambachtelijke microbrouwerij is ondergebracht.
Alles sober houden
Vóór ze het eens werden over de definitieve inrichting van het bezoekerscentrum, hebben Michel Dubuisson en andere leden van de vzw enkele van de 200 Europese cisterciënzersites bezocht om er ideeën op te doen. Een van de markantste was de abdij van Fountains in Yorkshire. “Na die bezoeken waren we vastbesloten alles sober te houden en ons niet te bezondigen aan een overdreven scenografie. De inleiding mocht niet belangrijker worden dan het bezoek. Wat telt, is dat de bezoekers alle sleutels in handen hebben wanneer ze op de site zelf rondgaan.”
De heuvel bestaat uit een soort natuurlijke opeenvolging van terrassen. Van daaruit heeft men uitzicht op het hele domein en beseft men dat de monniken de site echt in de diepte van het dal hebben gebouwd. “Men ziet veel beter heel de natuurlijke omgeving en veel mensen hebben me al gezegd dat ze bij het doorlopen van de ruïnes niet beseften hoe groot de site eigenlijk is.” Sinds 1146 is de heuvel altijd een levendig landbouwgebied geweest. Ook vandaag nog ziet men er schapen en paarden grazen in de weiden die tot aan de top reiken, wat past in de conserveringsprogramma’s die perfect aansluiten op het erfgoedkarakter van de site. In de eveneens gerestaureerde hoeve bevindt zich nu een integratie- vzw en een natuurcentrum. De beheerders van de site hebben ook geprofiteerd van de aanleg van het nieuwe parcours en van de inrichting van het bezoekerscentrum om de bewegwijzering en de weinige informatiepanelen langs het parcours op te frissen en te harmoniseren. Nadat men de ruïnes vanuit de hoogte heeft gezien, is men nog gevoeliger voor de verheven schoonheid ervan. Hier en daar zijn er enkele discrete moderne ingrepen zichtbaar: een muurtje, een betonnen koker met daarin een lift voor personen met beperkte mobiliteit. De altijd even indrukwekkende middenbeuk doet de mensen omhoog kijken. Ze getuigt van de restauratiewerken van Charles Licot, die aan het einde van de 19de eeuw zonder aarzelen trouw bleef aan de gotische stijl. Hier staat een zuil om een stuk muur te ondersteunen; daar zien we boven ons twee van de drie gewelven die niet van monastieke oorsprong zijn.
“Ik geloof dat Villers uniek is om drie redenen”, gaat Michel Dubuisson verder. “Vooreerst heeft de abdij de suggestieve kracht van een romantische ruïne. Vervolgens heeft ze een wateropvangsysteem dat in die tijd uniek was. Ten slotte en vooral treft men heel zelden op één en dezelfde site sporen aan van de plaatsen waar de monniken leefden en werkten rond het kloostervierkant.”
Mikken op 60.000 bezoekers
Een nieuw parcours, een nieuwe dynamiek, nieuwe ambities! Tegenwoordig trekt de site van Villers 35.000 tot 40.000 bezoekers per jaar aan. Wanneer men daar nog evenementen bij optelt, zoals de zomervoorstellingen, de Koornacht en de Circusnachten, komt men aan 100.000. “We willen ons niet vastpinnen op becijferde doelstellingen, maar we denken toch dat we 60.000 bezoekers per jaar kunnen halen”, voert Michel Dubuisson aan. “Daarvoor moeten we geregeld de belangstelling weer opwekken door nieuwe dingen aan te bieden.” Gesloten zones werden weer geopend, zoals het netwerk van kelders dat uit de 18de eeuw stamt en zich uitstrekt onder het abtenpaleis. Begin 2017 zullen de bezoekers gebruik kunnen maken van een videogids met een reconstructie van de abdij in aangevulde werkelijkheid.
Mirakel in de kapel
Op de hoogten van de Garenneheuvel, die achter de bogen van de spoorweg oprijst, staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel. Naar aanleiding van de 400ste verjaardag van de wijding ervan, komt een tentoonstelling terug op enkele buitengewone gebeurtenissen. In 1614 werd Robert Henrion, de 48ste abt van Villers, naar de “abbaye du Verger” in de buurt van Douai geroepen om er voorzitter te zijn van een heksenproces waarbij zes ongelukkige monialen op de brandstapel eindigden. De voortvarende leiding van de abt werd achteraf bekritiseerd. Gelukkig voor hem werd, na zijn terugkeer in Villers, de Scherpenheuvelkapel het toneel van verscheidene mirakels, zoals een klok die uit zichzelf begon te luiden om middernacht. Een teken van God? Men zou van minder staan te kijken, te meer daar er 400 jaar later een ogenschijnlijk gezonde boom vlak naast de kapel uit zichzelf omviel…
“Mirakels en toverij in de Abdij…”
tot 30 december 2016 in de tuinen van de abt
Herfst in de Abdij