- Portrait
- / Culture
Door Mélanie Noiret
Binnen enkele maanden viert Fonck zijn 60ste verjaardag. Al 60, ja! Reeds bijna 30 jaar lang vermaakt hij het publiek met zijn liedjesteksten en zijn milde maar compromisloze spotternij die hij zowel op het toneel als op de radio en de televisie rondstrooit.
Sedert een vijftiental jaar brengt de uit Aarlen afkomstige kunstenaar zijn humor, zijn woordspelingen en zijn rijke verbeelding ook schriftelijk, in de vorm van romans en novellen. In zijn jongste werk, “Les hommes préfèrent les grottes” (uitgeverij Luc Pire) komt men opnieuw zijn held tegen, de heel speciale en heel ambtelijke Hubert, die een raar avontuur beleeft in de Grotten van Han. Zijn noodlottige zestigste verjaardag wil de altijd even jonge dromer op 9 maart 2017 in de Ancienne Belgique samen met het publiek vieren met een “Olé! Olé!”-concert. In afwachting daarvan, en tussen twee “La chanson du vendredi”-kronieken op RTBF 1, tussen twee concerten of schrijfsessies door, pauzeert de heer Fonck samen met ons in een café en antwoordt op onze vragen… Of eigenlijk niet! Want een klassiek interview met Jean-Luc Fonck is nagenoeg onmogelijk. De vragen die je hebt voorbereid, hou je dus wijselijk voor jezelf en je probeert een mooie ontmoeting met hem te improviseren. Verwacht hier dus geen “rechttoe-rechtaan”-vragen… Want bij Jean-Luc Fonck draait het allemaal wat meer rond!
10 november 2016, het nieuws van de dag: Donald Trump wordt de nieuwe Amerikaanse president…
Jean-Luc Fonck — Misschien gaat hij op de planken verschijnen of in een liedje… Het is de mensen hun eigen schuld! Net zoals in Frankrijk, gaan de mensen in de Verenigde Staten niet naar de stembus omdat ze vinden dat het de moeite niet loont. In Frankrijk hebben ze nog de tweede ronde om zich te herpakken. Maar zo krijg je ietwat idiote toestanden, waarbij de mensen gaan kiezen tegen in plaats van voor iemand, gewoon omdat ze in de eerste ronde niet gingen stemmen. Trump werd volledig democratisch verkozen. Nu moeten ze het maar met hem doen. Zij zijn het immers, die hem hebben verkozen. En je kunt niet zeggen dat hij lief was tijdens zijn campagne of dat hij zijn kaarten niet heeft getoond. Hij spreekt kwaad van de latino’s en 30 % van hen heeft voor hem gekozen. Hij zei erger dan “de Zwarten hangen” en die gaven hem 8 % van hun stemmen. Veel vrouwen kozen voor hem, hoewel hij duidelijk toonde dat hij ze helemaal niet respecteert. Waarom dus? De mensen willen een ander model. En hij is geen conformist. Maar volgens mij hoeft men niet in paniek te slaan, hij is immers niet alleen. Van iedereen heeft hij kwaad gezegd en nu zal hij met die “iedereen” moeten samenwerken!
Vragen over het Kindje Jezus, de Kerstman en de doelmatigheid van elektrocutie met een haardroger…
J-L. F. — De Kerstman, dat is voor mij “echt iemand”. Sinterklaas is een heilige. Hij heeft door een slager in stukken gesneden en gepekelde kinderen weer heel gemaakt. Maar de Kerstman is “echt iemand”, zoals wij... Normaal gesproken is hij klein geweest. Ik vraag me dan ook dikwijls af wat de Kerstman deed toen hij klein was. Ik vraag me geregeld zulke dingen af en ik tracht er altijd antwoorden op te vinden. In mijn boek “Les hommes préfèrent les grottes” stel ik bijvoorbeeld de volgende existentiële vraag: toen het Kindje Jezus werd geboren, kreeg het van de drie koningen wierook, mirre en goud. Goed… de eerste twee werden gebruikt, maar wat hebben ze met het goud gedaan? Maria en Jozef zijn arm. Jezus loopt met zijn vrienden altijd op dezelfde sandalen… Maar waar is dat goud gebleven? Hij heeft er toch nogal wat van moeten hebben. Als de drie koningen gierig waren geweest, dan hadden ze geen kilometers en kilometers achter de ster van de herder aangehold om geschenken te geven aan de baby van arme mensen, niet? Ik heb dat aan een pastoor gevraagd, over het Kindje Jezus, maar ik kreeg geen antwoord. Indien ik paus zou worden, dan zouden mij naar het schijnt sommige geheimen over het Kindje Jezus worden geopenbaard. Maar dat gaat me toch wat te ver om dat antwoord te krijgen. Ik vraag mij veel dergelijke dingen af. Ik ben er voortdurend van bezeten. Nog een vraag: wanneer je in een film ziet dat iemand een haardroger in een bad gooit, wordt de persoon in het bad geëlektrocuteerd. Maar tot waar wordt die geëlektrocuteerd? Lukt dat ook in een zwembad of in zee? Waar stopt de elektrocuteringsgolf? Als ik mijn haardroger in de Noordzee gooi, gaat de kerel een beetje verder dan worden geëlektrocuteerd? Ik vraag dat aan de mensen, maar ze kunnen mij nooit antwoorden.
Over “Les hommes préfèrent les grottes”…
J-L. F. — Het gebeurt in de Grotten van Han. Hoewel, eigenlijk niet echt... Het is helemaal niet gedocumenteerd, het is geen journalistiek. Het is een krankzinnig gedoe. In al mijn boeken – dit is het tiende – volg ik altijd een personage dat Hubert heet. Je weet nooit of het echt dezelfde kerel is, dan wel iemand anders met dezelfde voornaam. Hij wordt nooit beschreven, je weet niet hoe hij eruitziet of hoe oud hij is, maar dat is geen probleem. Hubert werkt op een soort ministerie (dat niet bestaat), waarvoor hij hier en daar moet nagaan of er iets speciaals gebeurt. Men zegt hem bijvoorbeeld: “Wel, ga eens kijken bij Docks Brussel… Naar het schijnt, gebeurt daar iets bijzonders. En maak er een verslag van voor ons”. “Les hommes préfèrent les grottes” begint wanneer de held uitlegt dat hij van het zuidelijk halfrond komt, waar hij naartoe was gestuurd om te kijken of het water in de gootstenen echt in de andere richting draait. Maar hij ging te ver, tot op de Zuidpool, waar het water bevroren is en hij het dus niet kon zien draaien. Hier stuurde men hem naar de Grotten van Han, omdat zich daar speciale verschijnselen zouden voordoen. Hij gaat daar dus naartoe, maar ziet enkel speciale dingen. Voor hem is er niets speciaals en is alles normaal. En hij komt er een massa mensen tegen. Hij praat ook met de voorwerpen. Meestal is hij alleen en praat hij tegen de dingen.
Hubert, The Saint en Jessica Fletcher tegenover Derrick…
J-L. F. — Hubert is zoals die personages van wie men niet goed weet waarvan ze leven, zoals The Saint, bijvoorbeeld, die geen werk heeft, die geen premies ontvangt. Hij is altijd daar waar er iets gebeurt en hij grijpt in. Er was ook “Murder, she wrote”, met Jessica Fletcher. De heldin is een successchrijfster en zodra zij ergens komt, sterft er iemand en begint zij een onderzoek. Mocht dat soort mensen bestaan, dan zou je zeggen dat je vlug moet verdwijnen wanneer die opduiken. Hubert is ook een beetje zo. Ze zijn niet “echt iemand”, maar die feuilletons zijn heel wat beter dan vele andere, Derrick bijvoorbeeld. Ik heb eens een valse Derrick gespeeld voor het programma “La Télé infernale”. We deden scènes waarin ik Derrick speelde. Ik was gekleed zoals hij en dat is verontrustend, want ik lijk op hem… en er gebeurt niets. Voor het eerste deel dat we deden, duurden de opnamen bijna een volledige dag, want het hele team lag krom van het lachen. Omdat ik niets deed, zoals Derrick… De telefoon rinkelde en ik keek ernaar.
Stationsromans…
J-L. F. — In de reeks Stationsromans is “Les hommes préfèrent les grottes” de tweede. Daarvoor was er “Arrête Arrête, tu Maitrank”. Dat was een beetje anders, want ik vertrok van een verhaaltje uit mijn kindertijd. Toen ik klein was, zei men me: “als je niet braaf bent, zal de Croque-Man je komen halen”. De Croque-Man is een kerel met een haak in plaats van een hand die in de riolen leeft. Het geniale van dat verhaal in vergelijking met de andere van hetzelfde genre, is dat je de Croque-Man hoort, in tegenstelling tot de heks, die je nooit ziet! Hij zit diep in onze gootstenen en hij is het die dat zuigende geluid maakt wanneer het water wegloopt. Het is de CroqueMan die het water opzuigt. Wat ik ook leuk vond aan dat boek, is dat de mensen die in de tekst optreden en die Hubert ontmoet, echt “iemand” zijn. Rudy, bijvoorbeeld, die een restaurant uitbaat in Aarlen, en Fanny, de Aarlense fotografe, de pastoor enz. Je kunt een glas Maitrank gaan drinken in het café van Betty. Ze wisten niet dat ze in het boek zouden staan. We hebben hun een exemplaar gestuurd en ze waren tevreden.
Beginnen te schrijven…
J-L. F. — De eerste schrijfsels dateren van het begin van de jaren 2000. We waren op tournee en in elke stad namen we een geïmproviseerde film van 20 minuten op. Ook gekkenwerk: niemand doet zoiets. Dat wil zeggen dat, als je ’s avonds gaat spelen, je om 9 uur ’s ochtends al moet op zijn om “je-weet-niet-wat-precies” te gaan filmen. Er waren meer bepaald scènes waarin we mensen op straat ondervroegen. Ik kon dat niet doen, want ze herkenden me. Ik bleef dus in een café om op de bagage te letten. Om iets om handen te hebben, begon ik toen verhaaltjes te schrijven. Heel toevallig sprak ik daarover met Jacques Mercier, die me vroeg of hij ze mocht lezen. Op hetzelfde moment begon Philippe Geluck bij Casterman met de reeks “C’est pour offrir”. Hij stelde me voor mijn teksten te publiceren als “Histoires à délire debout”.
“Ik wil altijd dingen zoeken die nog nooit werden gedaan.”
J-L. F. — Eigenlijk werk ik de hele tijd… Ik weet het: ik zie er zo niet uit. Ik schrijf graag verhalen, ik vind ze graag beetje bij beetje uit. Een plan maak ik nooit. Ik probeer mezelf te verrassen. Ik verzamel elementen die niets met elkaar te maken hebben en dan vraag ik me af waarom ik dat doe. Vervolgens zoek ik een uitleg. Het is een spel. Hetzelfde doe ik voor de liedjes, maar daar moet ik het toch strikter aanpakken, want je hebt een kader, een opgelegd ritme, rijmen, een zekere lengte. Ik wil altijd dingen zoeken die nog nooit werden gedaan.
Ambtenaar of kunstenaar?
J-L. F. — Ik heb jarenlang muziek gemaakt en was tegelijk ambtenaar, benoemd bovendien. Ja, ik werkte bij de Staat, op het Ministerie van Justitie. Sinds ik daar niet meer ben, gaat het er trouwens veel minder goed! Ik begon muziek te maken toen ik 18 was en in de humaniora zat. Nooit heb ik toen gedacht dat dit een beroep kon zijn. Ik speelde met kameraden op school, we gaven kleine concerten. Toen begon men ons te vragen. Over geld en over carrière werd toen niet gepraat. We amuseerden ons. We begonnen zelf te produceren, niet omdat niemand ons wilde; we gingen het zelfs niet vragen. Het was zo speciaal, waar zou ons dat brengen? Aangezien we het niet voor het geld deden, ging ik als ambtenaar werken om mijn brood te verdienen. Maar we begonnen veel te spelen en op een mooie dag in 1988 vroeg men me op te treden in Quebec. Ik dacht dat het een grap was. Ik heb mijn jaarlijkse vakantie gebruikt om er naartoe te gaan. Toen ik terugkeerde, riep men mij opnieuw om een tournee van een maand met vijftien data voor te stellen. Mijn eerste reactie luidde: “Maar ik heb geen vakantie meer” . Daarna dacht ik: “Wat een domme reden”! Ik ben dus onbetaald verlof en loopbaanonderbrekingen gaan nemen. Op dat moment dacht ik niet dat het definitief was. Ik hield van mijn werk en mijn collega’s… maar het was duidelijk dat ik beide niet langer kon combineren.
“Ik doe alleen maar wat ik leuk vind.”
J-L. F. — Ik heb geen manager, we staan zelf in voor de productie en ik doe enkel en alleen maar wat ik leuk vind. Ik moet mij kunnen vermaken en, aangezien ik niet op geld uit ben, kan men mij niet kopen. En ik weiger graag dingen die heel goed worden betaald; dat windt me op. Ik zeg dan: “Het is goed betaald, maar het is niet goed, ik hou er niet van, ik doe het niet”. Ik ben integer gebleven.
Torremolinos, een plat liedje…
J-L. F. — Het is “Torremolinos” dat in 1992 een band heeft doen ontdekken, die eigenlijk al 15 jaar bestond. Voor het succes van dat liedje heb ik geen verklaring. Het is raar, want er zitten geen woordspelingen in “Torremolinos”, het is een van de platste liedjes uit onze productie. Het was slechts een van de titels uit het album “Manneken Pis not War/Faisez la mouche pas la guêpe”. Door dat succes werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan programma’s, waaronder “Le Jeu des Dictionnaires”. Na twee of drie optredens vroeg Jacques Mercier me om officieel aan te sluiten bij het team. Zo begon de publieke erkenning.
Waarom Sttellla?
J-L. F. — De naam van de band? Gewoon een verwijzing naar het bier, meer moet je daar niet achter zoeken. En wat de twee T’s en de drie L’en betreft: in die tijd wilde ik een T of een L toevoegen bij elk concert. Ik ben daar tamelijk vlug mee gestopt. Denk eens wat dat nu zou gegeven hebben! Maar we zouden wel precies weten hoeveel concerten we gedurende al die jaren hadden gebracht: een enorm aantal!
“Oude mensen zijn jonge mensen die oud werden.”
J-L. F. — Ondanks de jaren verveelt mijn vak me niet in het minst. Als je jong bent, denk je dat oude mensen altijd oud zijn geweest. Zo zijn grootouders altijd grootouders geweest en waren ze nooit jong. Er zou trouwens een kast met grootouders bestaan: je kunt ze er gewoon uithalen. Maar oude mensen zijn jonge mensen die oud werden. Het heeft ook lang geduurd vóór ik besefte dat mijn moeder een vrouw was en mijn zussen meisjes, die onbegrijpelijke wezens. Ik wil maar zeggen dat ik, toen ik muziek begon te maken – ik was toen een ket van amper 18 jaar – nooit kon denken dat ik ooit 60 jaar zou zijn... en dat ik nog altijd zou doen wat ik leuk vind, dat ik me nog altijd zou amuseren.
DATA OM TE ONTHOUDEN
25 MAART 2016 Sttellla brengt een nieuw album uit: “Re-gratte-moi dans les yeux”
1 SEPTEMBER 2016 Publicatie van het boek “Les hommes préfèrent les grottes” bij Uitgeverij Luc Pire
25 FEBRUARI 2017 in Flémalle 9 MAART 2017 in de AB (Brussel) De nieuwe tournee van Sttellla: “La Tournée Olé! Olé!”