- Tourisme
Door Waw
— In de voetsporen van de ‘Ambassadeurs’
De spectaculaire spoorlijn van de Chemin de Fer du Bocq
Het station van Durnal
Ciney, Braibant, Spontin, Dorinne, Purnode, Evrehailles, Yvoir. De lijn van de Chemin de Fer du Bocq werd tussen 1890 en 1907 hoofdzakelijk gebouwd voor het bedienen van de vele gres- en kolenkalksteengroeven in de streek. In 1960 werd ze gesloten voor het reizigersvervoer en in 1983 voor goederentreinen. Nu wordt ze uitgebaat door de vzw ‘Patrimoine Ferroviaire et Tourisme - PFT’ (Toerisme en Spoorpatrimonium - TSP) en haar legertje van enthousiaste vrijwilligers. Met de Chemin de Fer du Bocq kun je de prachtige vallei tussen Ciney en Yvoir ontdekken. “Het is de spectaculairste toeristische spoorlijn van België”, onderstreept Jean-Pierre Désirant, de public relations officer van de vzw, die geregeld een autorail of een locomotief op de lijn bestuurt. “De lijn is in vele opzichten aantrekkelijk, vooreerst door de bruuske verandering van het landschap bij het verlaten van de Condroz-hoogvlakte, juist na Braibant, waarna je langs een steile helling en langs de meanders van de rivier naar de Bocq-vallei afdaalt. Maar het spectaculairste deel van de lijn ligt tussen het station van Dorinne-Durnal en dat van Purnode : een stuk van twee kilometer lang met liefst drie tunnels en vijf viaducten. Een adembenemend uitzicht ! ”
Naast de prachtige omgeving zijn er ook enkele bezienswaardigheden te bewonderen : het kasteel van Halloy en de vissenladder in Braibant, het rijden over een brug die zo hoog is als de huizen en dan de doorgang onder het viaduct te Senenne, de tunnel van Spontin (500m), waar de weerstanders in de zomer van 1944 een trein met brandstof deden ontploffen, het braakliggende industrieterrein van de bottelarij van de bronnen van Spontin, het station van Dorinne-Durnal (Chausin), dat prachtig werd gerestaureerd in de steen van de streek, de vroegere kalkovens die vóór dat station liggen …
“Beide uiteinden van de lijn zijn momenteel niet toegankelijk, want ze moeten worden hersteld”, legt Jean-Pierre Désirant uit. “Aan de kant van Ciney stopt de lijn nu in Braibant en aan de kant van Yvoir in Bauche. Volgend jaar zullen de treinen tot aan de lange tunnel van Yvoir kunnen rijden. De rest van de lijn zal niet vlug weer worden aangelegd, omdat de tunnel scheuren vertoont als gevolg van de explosies in de steengroeve ! …”
Wegens de lockdown kon er deze zomer enkel worden in- en uitgestapt in het station van Spontin.
www.cfbocq.be
Het park van Mariemont, een kunstschrijn te Morlanwelz
De fontein van de aartshertog van Laurent Delvaux
Het domein van Mariemont, dat eigendom is van de Federatie Wallonië-Brussel, is het resultaat van een lange geschiedenis, die begint in 1546, wanneer Maria van Hongarije beslist een jachtpaviljoen te doen bouwen aan de rand van de bossen van Morlanwelz. De site ondergaat daarna de veranderingen die door de opeenvolgende eigenaars worden aangebracht : Albrecht en Isabella van Habsbourg vergroten het terrein in 1598, Lodewijk XIV neemt er in 1668 bezit van en Karel van Louteringen bouwt er in 1754 zijn kasteel. Maar het is te danken aan Nicolas Warocqué (1773-1838), de stichter van een beroemde dynastie van industriëlen en bestuurder van de steenkoolmijnenfirma van Mariemont, dat we nu het prachtige, 45 hectare grote Engels park kennen, met zijn afwisseling van gazons, vijvers en gebladertemassa’s, van waaruit veel eeuwenoude inheemse bomen met de ogen de hier en daar verspreide exotische soorten schijnen te koesteren. En het is zijn achterkleinzoon Raoul Warocqué die het heeft verfraaid met veel beeldhouwwerken, waarvan sommige gemaakt werden door beroemde kunstenaars zoals Jef Lambeaux, Auguste Rodin en Constantin Meunier. Hij was het ook, die in het park het zogenaamde ‘Romeins badpaviljoen’ liet bouwen : een rechthoekig bekken met daarrond een zuilengang waarin hij zijn verzameling Griekse en Romeinse antiquiteiten kon tentoonstellen.
Dankzij het eclectisme in botanisch, archeologisch, historisch en esthetisch opzicht die men in het park van Mariemont vindt, werd het in 2003 beschermd als ‘uitzonderlijke site van Wallonië’ en wordt het vandaag beschouwd als een van de mooiste parken van België.
De ‘Bar des Ephémères’ in Hélécine
© Maison Ephémère
De auteurs en regisseurs Brigitte Baillieux en Guy Theunissen stichtten in 1990, in het oosten van Waals-Brabant, het toneelgezelschap ‘La Maison Ephémère’. Met hun producties wilden ze de toeschouwers wakker schudden en hun kritische geest prikkelen. “Voor ons is het van vitaal belang dat toneel waarschuwt tegen een steeds agressiever populisme en tegen allerlei indoctrinaties”, benadrukt het koppel , dat onlangs een nieuw onderkomen vond op het Provinciaal Domein van Hélécine (Heylissem), in de vroegere stallen van het kasteel . “We brengen onze voorstellingen een beetje overal in de streek , terwijl we de ‘Bar des Ephémères’ voor intiemere evenementen voorbehouden”, legt Brigitte uit. “Het is een zeer gezellige plek , die we gebruiken om ons publiek een tekst te leren ontdekken.” Zo zullen de actrices Jo Deseure en Anne Scmitz , begeleid door gitarist Geofrey Lesire , op 2 en 3 oktober er Sauvez Herbert vertolken, een tekst van Jean-Marie Piemme. En voor wie niet kan stilzitten, zal het gezelschap begin december Les bruits de la vie brengen, een wandelend schouwspel in het kasteel van Heylissem, in het spoor van een reeks personages die een ‘Rondo’ vormen op de wijze van Schnitzler.
Een duik in het Solvent te Verviers
De 'mule-jenny' van het Solvent
“Deze ongelooflijke verzameling is opgenomen in de lijst van musea die door de Stad Verviers worden beheerd, maar het is zelf geen museum. Het is de toonbare voorraad textielmachines van de Stad”, legt Jacques Thonnard uit. “En bezoeken zijn uitzonderlijk, aangezien het gebouw, dat nu wordt gerenoveerd, zijn deuren slechts opent bij zeldzame gelegenheden zoals de Erfgoeddagen of de komst van de … Ambassadeurs.”
De vroegere voorman van de musea van Verviers blijft niettemin aan het werk, aangezien hij het is die, samen met een team vrijwilligers, zorgt voor het onderhoud van deze ongeveer 200 machines uit de bloeitijd van de textielindustrie te Verviers en die nu in de rue du Limbourg zijn opgeslagen, op de vroegere site van de NV Solvent belge (1899-2009), die zich onderscheidde door vanaf 1901 het nieuwe, in de Verenigde Staten ontwikkelde product voor het ontvetten en wassen van wol te gebruiken. “Het Solvent was de werkplaats waar de wol werd ontvet”, legt Jacques Thonnard uit, die eraan herinnert dat de stoom om de machines te doen draaien, werd aangevoerd via een ondergronds netwerk van 70 kilometer lang, namelijk het verwarmingsnetwerk van Intervapeur. Vijf stoommachines maken trouwens deel uit van de in het gebouw getoonde verzameling. “Die bevat enkele schatten van industriële archeologie uit het einde van de 19e eeuw, zoals oplostoestellen, kaardstellen en spintoestellen, waaronder de befaamde ‘mule-jenny’ die in het begin van de jaren 1800 door William Cockerill (de vader van John, nvdr) werd gebruikt in zijn werkplaatsen in Verviers.”
Het laatste houtbewerkingsatelier van Paliseul
Met wouden vol beuken en harshoudende bomen binnen handbereik, was houtbewerking een eeuwenoude traditie in Paliseul. In de jaren vijftig vond men er nog vijf houtbewerkingsateliers, die samen meer dan honderd arbeiders aan het werk zetten. Vandaag schiet daarvan nog één over, namelijk de werkplaats van de familie De Marteleire, die slechts vier medewerkers heeft (een houtdraaier en personeel voor de verpakking) maar die een beroep doet op verscheidene onderaannemers.
“Het was in 1984 dat we de laatste in Paliseul nog in bedrijf zijnde werkplaats hebben overgenomen, namelijk die van de firma Wallaux”, aldus Jacques De Marteleire, die zijn hout aankoopt bij de zagerijen uit de streek. “Wij maken allerlei soorten artikelen, hoofdzakelijk keukengerei zoals pepermolens, deegrollen, houten lepels en spatels, maar ook decoratiematerieel, presenteerbladen en manden, kaarsenhouders enz.”
In de naast de werkplaats gelegen winkel, die wordt beheerd door zijn dochter Isabelle, biedt het houtbewerkingsbedrijf ook traditioneel houten speelgoed aan, dat door andere fabrikanten wordt gemaakt, soms zelfs uit de Jura. “We leveren zowel aan grootwarenhuizen als aan kleine winkels en aan groothandelaars”, vult Jacques aan, “maar we voeren ook producten uit naar onze buurlanden, hoofdzakelijk naar Frankrijk.”