- Tourisme
- / Patrimoine
Door Marie-Marthe Angelroth
Aat (Ath), de hoofdstad van het Pays vert beschikt over een aantal pronkstukken: de donjon uit de 12de en het barokke stadhuis van Cobergher uit de 17de eeuw. Deze twee voortreffelijk gerestaureerde parels waken over de reuzen, die andere parels die door de Unesco erkend zijn als meesterwerken van het orale en immateriële erfgoed van de mensheid.
De man aan wie we het ontstaan van Aat te danken hebben, is B o u d e w ij n I V, h e r t o g v a n Henegouwen. De bouw van het kasteel (of de toren) Burbant is ongetwijfeld zijn levenswerk. De overblijfselen van het kasteel maken het mogelijk om zijn levensloop te reconstrueren. Boudewijn IV, bijgenaa md ‘de Bouwer ’, had va n Gilles de Trazegnies, een notabele uit de streek, moerasland gekocht. Daarmee wou hij enerzijds zijn domein beschermen tegen vijanden uit het noorden (waar geen afgebakende grens was), en anderzijds de adellijke families die (te) graag hun vrijheid wilden behouden, in de gaten houden en onderwerpen aan zijn hertogelijke gezag. De Anglo-Normandische donjon is in 1166 opgetrokken op de plaats waar de twee Denders samenvloeien. Het is een reusachtig schip dat waakt over een uitgestrekt gebied dat zich in de loop der tijden zal ontwikkelen tot wat nu de stad Aat met zijn achttien gemeenten is. In eerste instantie had dit imposante bouwwerk dus een strategische functie: het moest de naburige graafschappen ervan weerhouden te gulzig te worden. Met zijn hoogte van 20 meter, zijn lengte van 14,4 meter en zijn muren van 4 meter dik heeft het wel meer dan één hertog afgeschrikt. Het gebouw was vroeger omringd door slotgrachten en grondophogingen en had alleen een defensieve functie. Daarom waren er ook geen wapenarsenalen aanwezig. Geen machicoulis (vierkante openingen in de torenomloop), geen schietgaten, en alleen maar een paar openingen om licht naar binnen te laten. Rond de toren lag het hoofdgebouw of opperhof. De toren had geen deuren en je kon er alleen in met inschuifbare ladders, die nu zijn vervangen door trappen. In de kelderverdieping zonder raamopeningen werden reserves en proviand bewaard voor de kasteelheer en zijn gasten. Dit is later een gevangenis met twee cellen geworden: de Hel en het Paradijs. In het Paradijs was er daglicht, in de Hel heerste absolute duisternis. Afhankelijk van het vergrijp – een struikrover of een dief die met de hand in een zak werd betrapt – kwam de gevangene in de ene of de andere cel terecht. Het hoofdvertrek op de tweede verdieping was gereserveerd voor de kasteelheer en zijn gezin. Daar ontving hij zijn gasten, die zelfs over een bepaalde mate van comfort beschikten, waaronder latrines. Deze grote woonkamer is 7 meter lang en, als je het stenen gewelf en de boog meetelt, meer dan 4 meter hoog. Het verleent de kamer een bepaalde akoestiek en geluidsisolatie. Het plankier is er nu niet meer, maar op de twee tegenoverliggende muren zien we de rand nog waarop de kamerbrede lemen vloer rustte, als voorzorgsmaatregel tegen brand. Deze woonkamer werd verfraaid met een gigantische schoorsteen waarvan de haard op de gelijkvloerse verdieping begon en diende om te verwarmen, te koken en de verschillende verdiepingen te verlichten.
Sterrenstad
Helemaal boven in de Burbant-toren komen we op het terras in de openlucht. Het was destijds een strategische plaats, omdat je door de hoogte en het panoramische zicht van 360 graden de vijand of verdachte bewegingen kon opmerken. De nieuwsgierige bezoekers zoals wij hebben er nu een kijk op het omliggende landschap, waarin je nog vaag de overblijfselen van bepaalde omwallingsmuren en kazematten kunt zien. In de 17de eeuw (1668-1674), tijdens het Franse bewind, werden rond de stad versterkingen in stervorm aangelegd. Vauban, de befaamde ingenieur van Lodewijk XIV, liet een imposante verdediginslinie aanleggen met 8 vestingen die verbonden zijn door courtines die op hun beurt beschermd worden door tenailles en halvemanen. Het is een typische opstelling voor Vauban. We kunnen je niet genoeg een bezoek met gids aanraden. Je zult er ontdekken tot wat grootse mensen in staat waren, zowel op architecturaal vlak (zoals het stadhuis van Cobergher – hiertegenover) als op het vlak van militaire bouwkunde. Op dit parcours leer je veel over de ontwikkeling, de bloei, de oorlogen en de plagen die het Land van Aat hebben gemarkeerd.
Het stadhuis van Cobergher
Het barokke stadhuis van Aat werd tussen 1616 en 1624 gebouwd op vraag van de aartshertogen Albert en Isabelle. Het is opgetrokken uit gehouwen natuur-, bak- en leisteen. De streek (vooral de Aatse deelgemeente Maff le) was bekend omdat er steen werd bewerkt die heel vaak in de bouw werd gebruikt. Vandaag de dag geeft het gebouw een verzorgde indruk. Dat zou niet het geval zijn als het in de jaren 80 niet zogoed als helemaal verbouwd was. Het was zo erg vervallen dat er energiek moest worden opgetreden. Er zijn maar enkele bouwelementen bewaard kunnen blijven, onder andere de lapidaire inscripties (handtekening van de steenhouwers) die je in de grote schoorsteen van de Salle des Pas Perdus (grote hal) ziet, en de monumentale trap. Op de verdieping bevinden zich de trouwzaal, de grote salon en een vergaderzaal. Het stadhuis heeft vooral een conserverende functie voor het erfgoed en wordt gebruikt voor officiële gebeurtenissen zoals huwelijken, tentoonstellingen, recepties en vergaderingen. De gemeentelijke administratie is ondergebracht in de rue de Pintamont, in het vroegere oudeliedenhuis, op een paar passen van de zetel van het Reuzenhuis, dat is gevestigd in de prachtige vroegere woning van de familie Cambier. Onder het gebinte vinden we het rijkelijk gedocumenteerde Museum van het Kaatsspel. Je ontdekt er de hele geschiedenis en de evolutie van deze feestelijke volkssport die meestal op zondag in de buitenwijken en omliggende dorpen wordt gespeeld. Ook vandaag nog lokt ‘la balle belotte’ grote massa’s. De gezinnen kleden zich niet meer ‘op z’n zondags’ zoals vroeger, maar ze komen nog altijd samen om de spelers aan te moedigen. En niet alleen met hun stem. Er worden grote geldsommen op tafel gelegd. Het architecturale geheel van de stadskern is het echte zenuwcentrum. Het is de bevoorrechte getuige van feesten, volks amusement en natuurlijk ook de traditionele donderdagmarkt waar de Aatenaars en de inwoners van de fusiegemeenten samenkomen.De opeenvolgende restauraties hebben de marktplaats een zeker cachet gegeven, maar voor de rest is er in de loop van de eeuwen weinig veranderd. Al in de middeleeuwen trok de markt linnenhandelaars, schrijnwer - kers, kantwerksters, goudsmeden en natuur - lijk ook vaste klanten aan.
Het Reuzenhuis
De stad Aat heeft een aantal opmerkelijke overblijfselen, waaronder een parel van een onschatbare schoonheid: het Reuzenhuis. Het is de oude woning va n de fa milie Cambier, die destijds gespecialiseerd was in de productie van stoelen, die bijgedragen hebben tot de groei van de stad Aat. Dit herenhuis herbergt nu het Museum van de Reuzen, met zeldzame archieven, visuele documenten en voorwerpen die refereren aan de lange geschiedenis van reuzen, zowel van Aat als van andere plaatsen. Op de gepla - veide binnenplaats staat het huis in Lodewijk XV- en XVI-stijl naast een ander in renais - sancestijl. Als je voorbij de witte gevel over de drempel van deze ondernemerswoning stapt, word je verblind door de ruime en hel - dere hal die helemaal bezet is met wit en zwart marmer. In het verlengde van de hal vind je een grote kamer met een erkerraam dat toegang geeft tot de tuin, die bewaard is gebleven. Sinds 2000 verwelkomt het huis reuzen en hun legendes. Er is een verzameling kort - films en er zijn multimediale infozuilen. En, echt waar, als je in een smal stuk onder een reusachtige korf met videobeelden gaat staan, beleef je – alsof je er zelf bij bent – wat de reuzendragers in optochten ervaren. Bovendien krijgt het jonge publiek alle aan - dacht, met workshops rond verhalen vertel - len, rotan vlechten om de korven van reuzen te maken, boetseren van reuzenhoofden, enz. Kinderen zijn met hun ouders, scholen of andere groepen dus welkom in de fascine - rende wereld van reuzen en optochten, die Aatenaars voor geen goud zouden willen mis - sen (zie hiernaast). ■