- Dossier
Door Christian Sonon et Charline Cauchie
Terwijl de voordelen van verbonden geneeskunde erkend worden (mogelijke daling van de uitgaven, meer preventie, efficiëntere systemen, meer verantwoordelijke patiënten enz.), moeten er dringend blokkeringen weggenomen worden in verband met de bescherming van de gegevens en de veiligheid, om tot wederzijds vertrouwen te komen en die voorzieningen in ons dagelijks leven toe te laten.
De komende jaren zullen verbonden voorwerpen en mobiele toepassingen zeker een revolutie teweegbrengen in de gezondheidszorg. Vanaf 2017 zal wereldwijd de helft van de smartphonegebruikers (of 3,4 miljard personen) minstens één gezondheidsgerichte toepassing geïnstalleerd hebben (1). De bekoring is des te groter daar het aantal toepassingen een exponentiële groei kende. Terwijl er nog maar 6000 apps waren in 2010, bestaan er nu wereldwijd meer dan 250.000! Sommige dienen voor medische zaken (temperatuur of bloeddruk meten enz.) en 70 % is van het welzijnstype (fitness, welzijn, voedings- controle enz.) (1). Van de kant van de verbonden voorwerpen moet men erkennen dat de welzijnssector ook een boost geeft aan de verkoop. Tot de top 5 van het gebruik behoren het opsporen van de activiteit, het meten van de bloeddruk, het toezicht op de baby, de controle van de slaap en van het gewicht.
De markt ervoor blijft groeien, maar waarvoor worden die toepassingen echt gebruikt? Uit onderzoeken blijkt dat er een groot verschil is tussen het downloaden van gezondheidsapps en het dagelijks gebruiken ervan. Gemiddeld worden twee gedownload apps op tien ook echt gebruikt. En gemiddeld keert men zich na zes maanden van 50 % van de verbonden voorwerpen af (2). Het spreekt voor zich dat mobiele gezondheidsapps het meest worden gebruikt door chronisch zieken.
Verlies van de controle op privégegevens
De voornaamste reden van die terughoudendheid schuilt in de vrees voor het verlies van de controle op onze gezondheidsgegevens. Zo heeft een internationale audit die deze zomer door het Global Privacy Enforcement Network (GPEN) werd uitgevoerd, aangetoond dat 59 % van de geteste verbonden voorwerpen geen duidelijke en volledige informatie verschaffen over het inzamelen en het gebruik van persoonsgegevens. Dat doet grote juridische en ethische vragen rijzen, en brengt heel de m-gezondheid in diskrediet.
De tweede blokkering heeft te maken met het gebrek aan overheidserkenningen en door de privésector toegekende labels. De affectieve en irrationele gezondheidsdimensie speelt immers in het voordeel van apps zonder medische goedkeuring, enkel om de omzet te verhogen, zonder verband met de welzijnsevaluatie. “Het is trouwens omdat de meeste toepassingen na de aankoop geen praktisch belang blijken te hebben, dat men er zich zo vlug van afkeert”, aldus het Collectif interassociatif de la santé (CISS - Frankrijk), dat voorstelt dat de mobiele toepassingen die aan de regelgeving inzake medische toestellen voldoen, duidelijk zouden worden gedefinieerd en dat de certificeringsprocedures voor mobiele toepassingen gebaseerd zouden zijn op een bestek dat borg staat voor de betrouwbaarheid van de promotor en de ontwikkelaar. Dat is dan alvast begrepen. In 2012 verschenen in Frankrijk achtereenvolgens een “m-health quality”-label dat werd afgeleverd door een start-up (DMD Santé) die was opgericht door een arts, en een evaluatie en aanbevelingsdienst voor mobiele gezondheidstoepassingen (Medappcare).
Wanneer komen de eerste erkenningen?
En in België? De technologische begeleiders wachten. “Er bestaat momenteel geen enkele overheidserkenning, maar dat zou in 2017 moeten veranderen met de uitvoering van het federaal gezondheidsplan. De erkenningen zullen per markt en per product komen”, meent Pascal Poty, deskundige bij het Digitaal Agentschap, die enkel kan verwijzen naar de algemene Europese verordening op de privégegevens, die in werking zal treden op 25 mei… 2018. “Wat de privélabels betreft, kunnen we verwachten dat de producenten aansluiting zullen proberen te vinden met de verzekeraars en de ziekenfondsen, zoals dat meer bepaald in Frankrijk het geval is met AG2R La Mondiale. Momenteel zijn er velen die zich indekken met de verklaring dat hun toepassingen of verbonden voorwerpen geen medische apparaten zijn, maar enkel dienen om het welzijn te controleren. De kwestie ligt heel wat gevoeliger wanneer een diabeticus thuis een verbonden glucosemeter moet bedienen. In hoeverre kan hij dat toestel vertrouwen? Anderzijds rijst de vraag van de terugbetalingen. Wanneer patiënten zich thuis moeten laten monitoren, hoe kan dat dan worden geïntegreerd in de tenlasteneming door het ziekenfonds? Hoe gaat men controleren of ze het toestel echt hebben gebruikt? En met welk recht kunnen ziekenfondsen dat controleren?”
Bron:
Research2Guidance
label e-santé
WeLL, WELL !
Een lab is een innovatieve ruimte waar de verschillende spelers uit een sector of een beroep elkaar kunnen ontmoeten om na te denken over de toekomst van hun werkterrein. Met het Wallonia eHealth Living Lab (WeLL) heeft de e-gezondheid nu haar eerste lab!
Het in Luik gevestigde WeLL, dat actief is sinds januari 2015, wil de innovatie in die sector bevorderen door de technologieën te combineren met “creatieve methodes” voor mededeling en uitwisseling tussen patiënten en professionals uit de gezondheidszorg. “Wij helpen de patiënten om uit te leggen aan welke van hun behoeften er niet wordt voldaan door de diagnose, het therapeutische proces, de preventie, de zelfredzaamheid van bejaarden, de medische voorzieningen enz. Samen met onze partners stimuleren wij het zoeken naar nieuwe oplossingen”, aldus Lara Vigneron, WeLL-coördinatrice. Met meer dan 500 leden en 13 lopende projecten probeert WeLL te antwoorden op de uitdagingen die de gezondheidssector moet aangaan via de technologie.
Een concreet voorbeeld: AXA Assistance helpen bij het ontwikkelen van zijn digitaal aanbod. “Er worden gebruikstests uitgevoerd om zich te vergewissen van de relevantie en de goede werking van de mobiele toepassing van AXA Assistance en van de opvolging op afstand van chronisch zieken. Bij patiënten die lijden aan COPD’s (chronische obstructieve longziekten) hebben we na zes maanden een verbetering van hun toestand en hun levensstijl vastgesteld, wat leidde tot 50 % minder nieuwe ziekenhuisopnamen.” WeLL heeft al gewerkt met universiteiten, verenigingen zoals Artsen Zonder Grenzen en ziekenhuizen zoals het CHU Ambroise Paré in Bergen en het CHU van Luik.