- Économie
- / Success story
Door Waw
CMI, of hoe je in Seraing je omzet verdrievoudigt en 18% meer mensen aanneemt in de staalindustrie.
Het bedrijf CMI in Seraing heeft een lange geschiedenis, die nu al bijna twee eeuwen duurt. Een geschiedenis die ons onderdompelt in een verleden met zwarte gezichten waar het zweet afdruipt, knowhow en trots. In 1817 werd de Engelsman John Cockerill door Willem I van Oranje belast met de uitbouw van de industrie in de Luikse regio. Hij kocht de oude zomerresidentie van de prinsen van Luik in Seraing, aan de oever van de Maas. “Zet onbevreesd uw grote ondernemingen voort en weet dat de koning der Nederlanden altijd geld heeft ten dienste van de industrie”, vertelde de vorst hem, die in die tijd het gezag uitoefende in de provincie Luik. Cockerill was een ambitieus en visionair man. Hij bouwde eerst de machinebouw en later de staalindustrie uit in wat de Stad van IJzer werd, en werd legendarisch toen hij er de eerste rails, wagons en locomotieven van België bouwde. In 1835 werd hier ‘le Belge’ gebouwd, de allereerste stoomlocomotief op het Europese continent.
In de 19de eeuw breidde het concern Cockerill zijn activiteiten uit: de bouw van hoogovens, de productie van een eerste kanon, de perfectionering van dieselmotoren voor hun locomotieven en ga zo maar door. In 1800 was Seraing een groot dorp met niet meer dan 1818 inwoners. Onder invloed van de energieke Engelsman werd het omgevormd tot de hoofdstad van de industriële revolutie en bleef er niets van het oude dorp over. In 1842 schreef Victor Hugo: “Het was alsof er een vijandelijk leger door het land was getrokken, en er twintig dorpen had geplunderd, die u in deze droefgeestige nacht alle facetten en alle fasen van een brand laten aanschouwen: hier verzengend, daar vol rook en elders gloeiend. Dit oorlogstafereel speelt zich in vredestijd af; dit afgrijselijke evenbeeld van een verwoesting wordt door de industrie voortgebracht. U aanschouwt gewoon de hoogovens van de heer Cockerill.”
In de 20ste eeuw werden de productie van elektrische apparatuur uitgebouwd en kwamen er onderhoudsdiensten bij. In 1982 werd de afdeling Construction Mécanique de Cockerill een zelfstandige dochteronderneming van Cockerill Sambre. Deze dochteronderneming ging verder onder de naam Cockerill Mechanical Industries, afgekort tot CMI. Twintig jaar later verkocht Usinor, een aandeelhouder van Cockerill Sambre, CMI aan een private investeerder. Deze is vandaag nog steeds de eigenaar van de onderneming. Ze behielden de afkorting CMI, maar noemden het bedrijf Cockerill Maintenance & Ingénierie: “Om op die manier de nadruk te leggen op onze twee basisactiviteiten, engineering en onderhoud, die we ten volle willen exploiteren.” In het eerste decennium als zelfstandig bedrijf heeft CMI zijn omzet en orderboekje verdrievoudigd en in Luik 850 mensen aangenomen. Dat is een toename van het aantal Luikse arbeiders met 18%. Dit aanzienlijke succes is een sprankje hoop in een industrieel landschap dat voor de rest in verval is.
De dirigent van dit succesverhaal is Bernard Serin, die toevallig een naam heeft die je net zo uitspreekt als de naam van zijn geliefde stad. Serin is afkomstig uit het Noord-Franse Metz en heeft carrière gemaakt in de staalindustrie. Altijd heeft hij naar risicospreiding gestreefd. “Toen ik hier in 2002 arriveerde, had CMI twee decennia van sociale, commerciële en financiële problemen achter de rug”, herinnert de baas zich. “De engineeringactiviteiten hebben een cyclisch karakter, en dat had een te grote invloed op onze resultaten. Daarom hebben we besloten onze service- en onderhoudsactiviteiten nog verder uit te breiden.”
Diversificatie
Om die reden heeft CMI Services zijn horizon verbreed op het gebied van windmolens, petrochemie en kerncentrales. Het heeft onder andere Total Petrochemicals, Electrabel, Segal en Techspace-Aero als klant. Maar Bernard Serin heeft ook ingezet op een technologische en geografische diversificatie. “Ondanks de crisis hebben we ook geïnvesteerd in onze drie engineeringmarkten (defensie, energie en staal) en hebben we een marktaandeel verworven in milieutechnieken. Op die manier hebben we de conjunctuur tot nu toe het hoofd kunnen bieden”, legt hij uit. CMI heeft in België meer dan 1.250 medewerkers, waarvan duizend in Luik.
In deze mondiale economie moeten de industriële concerns ook over de grens durven te kijken. Sommigen doen dat ten koste van de Waalse werkgelegenheid, maar CMI heeft, met vestigingen in de VS, Luxemburg, Duitsland, Rusland, India, China en Brazilië, tot nu toe een mooi evenwicht kunnen bewaren tussen de geografische uitbouw en het behoud, zelfs de toename van het aantal werknemers in Europa. “CMI is op wereldniveau een ambassadeur geworden van de Waalse knowhow”, vertelt de man die de teugels in handen heeft.
In mei dit jaar heeft CMI Energy een contract binnengehaald voor de levering van een staande boiler voor warmterugwinning aan het Tunesische Sousse. In augustus tekende CMI Industry een contract met de Verenigde Arabische Emiraten voor de levering van een nieuwe pletwals en galvaniseerlijn en voltooide CMI Services de renovatie van twee treinlocomotieven voor Ivoorkust. “Door internationaal te gaan, kunnen we inspelen op orders uit de hele wereld”, voegt de baas eraan toe. Maar Wallonië wordt daarbij niet vergeten. In tien jaar tijd heeft CMI niet minder dan € 55 miljoen geïnvesteerd in zijn activiteiten, gebouwen, machines en meubilair. Dat omvatte de uitbreiding van het hoofdkantoor in Seraing, de historische vestigingsplaats. Op die manier legde CMI – zoals wel vaker – de verbinding tussen het verleden en het heden.
In cijfers
CMI telde in 2012 3.677 werknemers, vooral in Europa (62%), India (17,8%), Brazilië (13%) en de Verenigde Staten (5%). 38% van het personeel is arbeider en 62% servicemedewerker. De meeste werknemers vinden we in België (1.271), Frankrijk (896) en ten slotte India (654).
In 2012 had CMI een omzet van € 792,8 miljoen. Alleen al in 2012 nam het bedrijf wereldwijd 762 nieuwe werknemers aan. Daarvan kwamen er 118 uit de Luikse regio.