- Tendance
- / Starwaw
Door Jaap van Haastrecht
Hij is al dertig jaar ontwerper voor beroemdheden zoals Sharon Stone, Mickey Rourke en Amélie Nothomb. Hij ontwierp hoofddeksels voor tal van gekroonde hoofden. Elvis Pompilio, Luikenaar van Italiaanse afkomst, schakelt nog een tandje bij: hij gaat kostuums ontwerpen voor een opera en ook nog eens een tafel voor San Pellegrino. Een portret van een Waalse ondernemer met veel petten op.
Waar komt uw voornaam, Elvis, vandaan?
E.P. — Toen ik geboren werd, was mijn moeder 42 en mijn zussen waren al tieners. Een van hen was fan van Elvis Presley. Nog een geluk dat ze me niet naar Fernandel vernoemd hebben.
Ook Elvis hield van hoeden.
E.P. — Meer nog van petten, vooral militaire.
Als we zien hoe u werkt, valt ons aan de ene kant de volledige controle op over het hele proces, maar aan de andere kant werkt u heel veel samen…
E.P. — Het een kan niet zonder het ander. Om in de modewereld gerespecteerd te worden, moet je je eigen stijl ontwikkelen. Maar als je gevraagd wordt door Chanel of Véronique Branquinho, moet je minstens op hun niveau staan. Werken met de allergrootsten vind ik een echte uitdaging. Zeker in het begin, als dit soort ervaringen nog stressvol is, maar ook boeiend.
Zorgt zo’n samenwerking voor veel nieuwe ideeën?
E.P. — Eerder op het vlak van persoonlijke relaties. Dat geldt ook voor de relatie met mijn klanten. Elk van hen is verschillend en ik kan hen niet allemaal op dezelfde manier ontvangen. Uiteindelijk, of het nu gaat om een evenement, de vorm van een kledingstuk of een modeshow, het belangrijkste is dat je je werk goed doet.
In de mode vormen hoeden een apart vak. Als ik hoofddeksels ontwerp, wil ik me niet beperken tot één doelgroep: hoeden voor kinderen, voor klassieke of trendy mensen, wintermutsen… Ik ken geen grenzen. Er zijn ontwerpers die alleen maar hoeden maken voor huwelijken, maar mij interesseert dat niet.
Bent u bevriend met andere hoedenontwerpers?
E.P. — Nee. In de modewereld ontmoeten we elkaar niet zo vaak. Tenzij bij een of andere samenwerking. De mensen werken hard. Er zijn wel feesten waar we elkaar ontmoeten, maar dat wil niet zeggen dat we vrienden zijn.
Wat is voor u het belangrijkste: een hoed ontwerpen voor Madonna of voor koningin Mathilde?
E.P. — Ze zijn allebei goede ambassadrices voor mijn vak. Al wil ik niet alleen voor sterren of prinsessen ontwerpen. Laten we zeggen dat die twee beroemdheden het me mogelijk gemaakt hebben om mijn horizon te verruimen. Ik hou ervan om de ene dag een hoed te ontwerpen voor een baby van een half jaar en de volgende dag voor een mevrouw van 102. Ik hou van afwisseling. Voor sommigen is een hoed maken voor Madonna een schan-de omdat ze vulgair overkomt. Voor anderen getuigt de creatie van een hoed voor de koningin van slechte smaak. In mijn ogen is er geen verschil. Ik beschouw het als een beloning dat ik hoeden mag maken voor mensen die wereldberoemd zijn, die veel reizen en die overal binnenkomen.
Een goede relatie is de sleutel…
E.P. — Natuurlijk. Elke persoon is belangrijk. Over het algemeen verloopt alles altijd goed. Ik ben nogal gemakkelijk en open, ik hou van alle soorten mensen en ik pas me aan elke situatie aan. Gelukkig maar, want in dit beroep moet je mondain zijn, maar niet meteen fan worden van wie dan ook.
“In de mode vormen hoeden een apart vak. Als ik hoofddeksels ontwerp, wil ik me niet beperken tot één doelgroep: hoeden voor kinderen, voor klassieke of trendy mensen, wintermutsen… Ik ken geen grenzen. Er zijn ontwerpers die alleen maar hoeden maken voor huwelijken, maar mij interesseert dat niet.”
Is er een verband tussen een hoedenmaker en een kapper?
E.P. — Ze werken allebei rond het hoofd, met dit verschil dat je een hoed kan afzetten, waardoor je snel van look verandert. Een kort kapsel vereist geduld. Omdat je een hoed kan afnemen als je dat wilt, voel je je vrijer. Maar het klopt dat een hoofddeksel iets mysterieus heeft en zelfs nog in 2014 iets intimiderends. Ik heb dat sinds het begin van mijn carrière gemerkt, toen de mensen nog veel minder gewend waren een hoed te dragen dan vandaag. Laten we zeggen dat ik ze een beetje in de mode heb gebracht.
Is het hoofd een intieme plek van het lichaam?
E.P. — Nee. De mensen laten hun hoofd zien en ze kunnen het niet verbergen.
Toch raakt een hoedenmaker het hoofd aan, net zoals een kapper.
E.P. — Ja, maar als de mensen bij mij komen praat ik met hen, ik stel ze op hun gemak. Want een hoed blijft iets ongewoons en men aarzelt toch wat. Maar over het algemeen zijn mijn klanten al gewend aan hoeden, ze durven meer, ze zijn opener.
Moet je koppig zijn als hoedenmaker?
E.P. — Hoeden maken en hoeden maken is twee. Ikzelf maak hoofddeksels. Een hoed maken betekent voor mij uit het niets een vorm ontwerpen die past bij een klant. Elke fase is belangrijk. Vanaf de creatie over de zorg en zelfs hoe de media reageren. Je moet alles in de hand houden. Om een bekende en erkende hoedenmaker te zijn, moet je inderdaad een beetje ‘koppig’ zijn. Maar goed, dat is zo in elk beroep.
Aan de andere kant kan je ook een kleine buurthoedenmaker zijn – let op, ik heb daar enorm veel respect voor – je koopt je basismateriaal en zet er wat fruit op. Zoiets is natuurlijk niet zo veeleisend op elk niveau.
Als je internationaal bekend bent, over heel de wereld verkoopt en je hebt overal winkels, dan gaat daar toch enorm veel werk in zitten.
E.P. — Klopt. Ikzelf presenteer collecties waarmee je niet te vroeg maar ook niet te laat mag komen. Ze moeten er op het juiste moment zijn, en je moet voldoende voorraad hebben. Elke nieuwe collectie is telkens weer een risico: je kan je vergissen of net die dingen maken die in de smaak vallen. Echt ontwerpen wil zeggen dat je nooit trends volgt.
U heeft net ook kostuums ontworpen voor een openluchtopera, La Bohème van Puccini. Uw werkterrein wordt nog uitgebreider.
E.P. — Ik was op dat gebied niet aan mijn proefstuk toe. Maar elke keer als ik een modedefilé opzette, en dat zijn er al heel wat, heb ik altijd de kleren en accessoires ontworpen die bij de hoeden pasten. Voor het grote publiek is dat misschien nieuw, maar ik heb altijd objecten en kleren gemaakt om als accessoires te dienen voor mijn hoeden.
Maar het centrale thema blijft de hoed?
E.P. — Dat is uiteindelijk wat ik het beste kan. Daarin kan ik me het meest onderscheiden van andere ontwerpers en kan ik me volledig uitdrukken.
Elvis Pompilio, het eenmansorkest?
E.P. — Ja, vooral op het vlak van de promotie van mijn producten. Laten we zeggen dat je een beetje van alles moet zijn: man van de wereld, psycholoog, harde werker. Dit beroep vergt veel kwaliteiten en ik zeg dat zonder overdrijven, want ik heb het niet over mezelf in het bijzonder.
“Natuurlijk. Luikenaars zijn Belgen op z’n Frans, minder Germaans dan de Vlamingen, met een Franse geest, revolutionair en anarchistisch. Dat is ook de reden waarom men hier nogal wat verrassende dingen durft te presenteren, met kunstenaars als Jacques Lizène of Jacques Charlier.”
Bent u een Italiaanse Luikenaar of een Luikenaar van Italiaanse afkomst?
E.P. — Ik ben een Italiaan van Luik. Mijn familie is afkomstig uit de Abruzzen, om precies te zijn uit Pescara, een stad die op dezelfde hoogte ligt als Rome. Pompilio is trouwens een Romeinse naam die afgeleid is van Numa Pompilius, de tweede koning van Rome na Romulus.
Maar eigenlijk interesseren nationaliteiten of religies mij niet. Ik ben wat dat betreft een individualist en ik hou iedereen te vriend. Ik hecht dus niet veel belang aan identiteit. Maar het klopt, ik heb nog altijd een Italiaans paspoort, maar ik ben van Luik.
Een stad met een nogal anarchistische traditie. Heeft u dat beïnvloed?
E.P. — Natuurlijk. Luikenaars zijn Belgen op z’n Frans, minder Germaans dan de Vlamingen, met een Franse geest, revolutionair en anarchistisch. Dat is ook de reden waarom men hier nogal wat verrassende dingen durft te presenteren, met kunstenaars als Jacques Lizène of Jacques Charlier. Het surrealisme is Belgisch, maar niet uitsluitend Brussels. Ik heb veel in Vlaanderen gewerkt en ik durf te zeggen dat er uiteindelijk niet zoveel verschillen zijn tussen die twee gemeenschappen. Walen zijn spontaner, lachen meer, stellen zich sneller open. In Vlaanderen gaat dat stapje voor stapje. Eerst leren kennen, rustig aan doen. Maar uiteindelijk lachen Vlamingen net zo hard.
U bent trouwens een Luikenaar die in Brussel woont. Dat zie je niet vaak.
E.P. — Ja, ik ben gek op Luik en ik ben blij dat ik daar ben opgegroeid, dat ik er gestudeerd heb en dat ik er op mijn 24ste vertrokken ben. Om te doen wat ik wilde, moest ik naar Brussel uitwijken om overal dichter bij te zijn. Hier klopt het hart van de mode, meer nog dan in Antwerpen. De hoofdstad biedt een etalage op de wereld en ziet er dankzij Europa en die mengelmoes van nationaliteiten ook meer uit als een wereldstad. Dat gezegd hebbende, is de reputatie van Luik als passievolle stad zeker waar.
In Luik heerste vroeger een prins-bisschop. Heeft de hoed een katholieke oorsprong of heeft het meer te maken met macht?
E.P. — Aanvankelijk meer met macht, maar het heeft met allebei te maken, met de kerk en met de macht. Je mag trouwens nog steeds niet een kerk binnen met een hoed op. Maar eigenlijk hou ik me niet echt bezig met dat soort zaken.
Dacht u aan Magritte toen u hoeden begon te ontwerpen?
E.P. — Ik heb plastische kunst en kunstgeschiedenis gestudeerd. Maar ik heb nooit aan één artiest in het bijzonder gedacht. Het surrealisme in het algemeen heeft me meer beïnvloed dan een bepaalde kunstenaar. En het is niet zo dat als er een hoed op een schilderij staat, me dat meer aantrekt dan een landschap. Ik probeer me niet te laten inspireren door bestaande zaken. Uiteraard zullen er verwijzingen zijn die altijd terugkeren in mijn werk, maar dat is dan onbewust.
Elvis Pompilio heeft kostuums ontworpen voor de opera La Bohème van Puccini, in het kader van een reeks openluchtopera’s, georganiseerd door de vereniging ‘Opéra pour tous’. In de zomer werden ze opgevoerd in het Prinsbisschoppelijk Paleis in Luik, in het kasteel van Bois-Seigneur- Isaac in Braine-l’Alleud en in het kasteel van Ooidonk in Oost-Vlaanderen.
www.operamobile.be
U staat aan het hoofd van een KMO. Denkt u dat dit de toekomst is voor Wallonië?
E.P. — Ik hoop het, want wat blijft er anders nog over? Mensen moeten zich in beweging zetten en dit soort initiatieven nemen door KMO’s op te richten en opnieuw waarde te hechten aan bepaalde beroepen waarvan je de producten zowel in warenhuizen als op meer ambachtelijk vlak vindt. En waarvan de productie niet noodzakelijk duurder hoeft uit te vallen dan zaken die industrieel of massaal in het buitenland gemaakt zijn. Het is belangrijk om de geest te bewaren van kleine bedrijven en van het ambachtelijke.
Heeft u de indruk dat deze vorm van ondernemen aan het terugkomen is?
E.P. — Die is nooit weggeweest, vooral dankzij Italiaanse en Portugese migranten die hier zijn komen wonen. Dit is in Italië de meest voorkomende bedrijfsvorm. Je ziet de toekomst van Europa in dit soort ondernemingen. Wat rest ons nog? Cultuur en wat mooie stenen? Het zijn dat soort verschillende initiatieven en die kwaliteit die we moeten nastreven.
Een aantal van uw werken staat in musea: Musée Grevin, het Modemuseum in Parijs. Is dat een bekroning en bestaat het gevaar niet dat zoiets verstarrend werkt?
E.P. — Dat klopt allebei. Voor mij is het belangrijk dat de dingen blijven leven. Een hoed leeft alleen maar als hij gedragen wordt. Desondanks moet je wel aanwezig zijn in musea, want dat is een bekroning. Maar het is geen doel op zich. Net zoals de Leopoldsorde opgespeld krijgen. Dat is bevredigend, maar het verandert niets.
U werkt met beelden, met design en stijl. Welke definitie van Wallonië zou u op dat vlak geven?
E.P. — In Wallonië zetten veel mensen zich af tegen de massa. Ze maken mooie dingen en ze zijn misschien minder arrogant dan elders, of ze nu wafels maken of hoeden. Het zijn geen opscheppers, maar misschien verkopen ze zichzelf niet genoeg.
Het verouderde beeld verdwijnt. Steden spannen zich in om iets moois en vernieuwends neer te zetten, zoals Luik met het Guilleminsstation. En het is maar goed ook dat het stadsbeeld evolueert. Dat bewijst dat er zaken in beweging zijn, dat er een wil is om te veranderen.
Bio Express
1961 — Hij wordt geboren in Luik.
1987 — Opening van zijn eerste atelier in Brussel, waar hij ontwerpt voor de modeshows van grote namen als Dior en Valentino.
1990 — Opening van zijn eerste boetiek in het centrum van Brussel. Later opent hij ook nog winkels in Antwerpen, Parijs en Londen. Zijn creaties worden eveneens verkocht in de Verenigde Staten en Japan.
2005 — Elvis Pompilio eindigt op de 84ste plaats van de RTBF-uitzending ‘Le plus grand Belge’ (De grootste Belg).
2014 — Elvis Pompilio ontwerpt de kostuums voor de opera La Bohème.
Inlichtingen
Informatie :
www.elvispompilio.com