- Patrimoine
- / Tourisme
Door Gilles Bechet
Dankzij de erfgoeddagen heeft het grote publiek kunnen kennismaken met een thematiek die even essentieel als tijdeloos is, namelijk verplaatsingen. Over het water, op de weg en met de trein. Het evenement is dan wel voorbij, maar het Erfgoed blijft bestaan en kan heel het jaar worden verkend. Hier vindt u een reeks adressen waar u in elk jaargetijde terechtkunt.
ARDENS WATER
Barrage du Ry de Rome (Petigny) — Namen
Rond het meer achter de Ry de Rome-stuwdam in de buurt van Couvin loopt een asfaltweg. Die is bijzonder goed geschikt voor wandelingen en fietstochten langs wat het grootste reservoir van drinkbaar water uit de streek is.
Het meer met een oppervlakte van 25 ha heeft de vorm van een drievingerige handschoen. Men merkt dat niet onmiddellijk op, want 25 jaar na het bouwen van de dam zijn de op de oevers geplante berkengroepen flink gegroeid. Langs een of andere doorkijk kan men echter wel het verlengde zien van de drie rivieren die in het meer uitmonden: de Ry de Rome, de Ry de l’Ermitage en de Ry des Serpents. Dit speciale meer, dat een dal in het midden van het Ardense woud vult, dankt zijn donkere kleur aan zijn rotsachtige bodem. Die geeft er een ietwat noords uitzicht aan, dat nog versterkt wordt door de omliggende naaldbossen.
Afgezien van een korte en lichte helling, is de weg altijd vlak. Hij ligt wat hoger dan de oever, die wordt beschermd door een beboste strook waarop alanten groeien. Wie goed kan luisteren en in stilte observeren, zal futen en ijsvogels zien, alsook – in september, met een beetje geluk – visarenden, indrukwekkende roofvogels die met gespreide vleugels boven de donkere waterspiegel zweven, tot ze plots naar beneden duiken om een vis te vangen. In de met bossen begroeide hellingen rond het meer kan men zwarte spechten zien (die de grootste spechtensoort vormen) en ook zwarte ooievaars, typische steltlopers uit bosrijke streken, die naar Wallonië beginnen terug te keren sinds het woud door een beredeneerd beheer weer aantrekkelijk werd. Van juli tot oktober wordt de droge en zure grond van de taluds bedekt door roze calluna of zomerheide. Tijdens het wandelen, zal men ook een of ander afdalend pad opmerken, waarlangs reeën en everzwijnen bij dageraad uit het woud komen om aan het meer hun dorst te lessen. Aan het einde van de wandeling staat men opnieuw en met een fris hoofd voor de stuwdam.
Inlichtingen
Barrage du Ry de Rome
B-5660 Petigny
+32 60 34 59 56 ou +32 60 34 01 40 / ot.couvin@scarlet.be
http://tourisme.couvin.com
TABAKSSMOKKEL
Bohan — Namur
Soms zou je gaan denken dat bepaalde stukken van de grens tussen Frankrijk en België door een grappenmaker werden getekend. Tussen een meander van de Semois en van de Sint-Jansbosbeek kan een wandelaar van het ene naar het andere land gaan, zonder dat die overgang ergens staat aangeduid. Van die toestand hebben de tabakssmokkelaars tussen beide landen vanaf de helft van de 19e eeuw tot aan het begin van de 20e maar al te graag gebruik gemaakt. De toenmalige Franse consumenten die in een stukje België aan de oever van de Semois gekweekte tabak kochten, konden zo ontsnappen aan de douanerechten en de accijnzen. De pakken tabak werden in de rivier geworpen en er enkele kilometer verder weer uitgevist en op barken geladen, die naar een van die “barakken” werden gesleept, waar men zijn voorraad tabak, chocolade, koffie en lucifers kon indoen. De inwoners van Bohan en omstreken kenden de bossen als hun broekzak en speelden kat en muis met de douaniers. Op het pad dat de vier verschillende barakken (of wat ervan overblijft) verbindt, worden nu rondleidingen gegeven.
De Laurent-barak, waar de wandeling begint, is de enige die voor een groot deel bewaard bleef. Nadat het in streeksteen gebouwde huis met twee verdiepingen na het einde van de smokkelperiode verscheidene keren van eigenaar was veranderd, worden er al 25 jaar bosklassen in gegeven voor groepen minderbedeelde kinderen. Daar waar de Sint-Jansbosbeek in de Semois uitmondt, staan de overblijfselen van de Gérard-barak. Enkele begroeide stukken muur aan de rand van het bos. De olieslagerij waar men de olie voor de lampen maakte, verdween volledig bij de opkomst van de petroleum, omstreeks 1870. Meer dan een eeuw later, is de topografie grondig veranderd. De Gérard-barak kon men toen zien vanop de oevers van de rivier. In de loop der jaren verdwenen de resten beetje bij beetje en overwoekerde het woud opnieuw de stenen en de vervallen muren. Om naar de andere twee barakken te gaan, moet men zich diep in de bossen wagen. Waar nu hoogstammige naaldbomen langs de weg staan, bevonden zich in de tijd van de smokkelaars weiden die in het verlengde van de rivierbedding lagen.
Van de Cagneaux-barak schiet er niet veel meer over, tenzij een laag stenen gebouw waarin zich ongetwijfeld een wasplaats bevond. De in 1938 afgebrande barak werd vervangen door een stenen chalet, dat nu ook in puin gevallen is. Het gebruikte pad ligt iets hoger dan hetgeen dat oorspronkelijk werd gevolgd door de SintJansbosbeek, die in de loop van de tijd verscheidene keren van bedding veranderde.
Van de Léger-barak schieten alleen maar twee vloertegels over. Het waterdebiet werd ook aanzienlijk lager door het aanplanten van naaldbomen, die heel het dal hebben uitgedroogd. Op de zeer mooie site waar de Flexa- en de SintJansbosbeek samenvloeien, heeft men wat verbeeldingskracht nodig om de toenmalige kleurrijke activiteit weer tot leven te roepen. Maar misschien moet men alleen maar naar het landschap luisteren, dat ons nog heel wat te vertellen heeft.
Inlichtingen
Rue du Bois Jean 142 –
B-5550 Bohan
+32 61 29 28 27 / tourisme.vresse@skynet.be
DE LAGEN VAN DE TIJD
Sclayn — Namur
De grot van Sclayn, in de buurt van Andenne, is een uitzonderlijke site. Die in 1971 ontdekte paleolithische plaats wordt sinds 1978 voorturend onderzocht aan de hand van de meest geavanceerde methodes van de moderne archeologie.
De grot vormde gedurende meer dan 100.000 jaar een tussenstop en een hulponderkomen voor een reeks prehistorische bevolkingsgroepen. In de verschillende geologische lagen vindt men voorwerpen en mensen- en dierenresten uit verscheidene tijdperken. Er werden al heel wat ontdekkingen gedaan, waarvan de beroemdste en ongelooflijkste het Kind van Sclayn is, een neanderthalerkind van wie men de onderkaak en enkele tanden vond in een leemlaag. Met de meest geavanceerde technieken heeft men er zelfs de leeftijd van kunnen bepalen, namelijk 8 jaar en 17 dagen.
Wanneer de site naar aanleiding van de Erfgoeddagen wordt geopend, zullen we kunnen zien hoe belangrijk de waterwegen waren voor de prehistorische bevolkingsgroepen. Ze vormden niet enkel natuurlijke hinderpalen, maar konden ook de verplaatsingen vergemakkelijken van die nomadische jagers, die van hun expedities kostbare minerale, plantaardige of dierlijke materialen meebrachten. De geografische oorsprong van die verschillende grondstoffen maakt het a posteriori mogelijk het spoor van die onvermoeibare reizigers na te trekken. De site is zo rijk, dat er verscheidene decennia of zelfs generaties nodig zullen zijn om alle lagen en hoeken ervan te onderzoeken en te verkennen. De opgravingen gebeuren in een bepaalde volgorde en zone per zone. Natuurlijk moet men zich hoeden voor te snelle conclusies, want sporen die men op dezelfde hoogte vindt, kunnen best behoren tot periodes die verscheidene tienduizenden jaren uit elkaar liggen.
Het bezoek wordt geleid door de archeologen die de site beheren. Ze zullen uitleg geven over hun werkwijzen en over de evolutie van de kennis van de prehistorie. Ze zullen de bezoekers ook helpen bij het decoderen van de wanden van de uitgraving, waar men veel rots- en beenderfragmenten vindt, die haast onherkenbaar zijn voor leken. Het geoefende oog van de archeologen herkent nu eens een hoektand van een hyena, dan weer een silex, een snijtand van een holenbeer, een tand van een wolneushoorn of een stuk hertengewei. En die beelden komen op haast magische wijze voor de geest.
IN HET TEKEN VAN DE SCHELP
Nivelles — Waals-Brabant
Tot het einde van de 15e eeuw waren er zeker honderdduizenden pelgrims, en zelfs meer, die te voet op bedevaart gingen naar de Spaanse stad Santiago de Compostella. Ze hadden daarvoor uiteenlopende redenen, maar velen van hen wilden op die manier uiting geven aan hun verering voor de christelijke apostel en martelaar Jacobus.
Veel van die bedevaartswegen doorkruisten ons land en één ervan liep door Nijvel, dat in de middeleeuwen een belangrijke stad was. Nu de bedevaart naar Santiago in deze nieuwe eeuw duidelijk weer in de belangstelling komt, kunnen we ons eens buigen over de sporen die ze in de stad van de heilige Gertrudis naliet. Net zoals vroeger is de weg door de stad aangeduid. Hij begint in de Sint-Annawijk. Een banketbakker die Jacquet heette, verwijst naar de bijnaam die de bedevaarders op weg naar Santiago de Compostella kregen. Volgens plaatselijke bronnen ving The Pilgrim, die er vandaag met zijn roodgeschilderde gevel als een Ierse pub uitziet, sinds de 17e eeuw de bedevaarders op. Het standbeeld van de heilige Jacobus, dat in het gemeentelijke museum wordt bewaard, geeft een idee van de meest gebruikelijke bedevaardersuitrusting, namelijk het schoudermanteltje dat was versierd met “conchas” (schelpen) die men aantrof op de Gallicische stranden, een pelgrimstaf en kalebas. In de 12e eeuw was de “codex calixtinus” de eerste topografische reisgids voor Compostella. U kunt er enkele reproducties van zien. In de aan de heilige Gertrudis toegewijde kapittelkerk stelt een interessant hoogreliëf de heilige Jacobus en de heilige Gertrudis voor aan de voet van een kruisbeeld, wat eraan herinnert dat de bedevaart in die moeilijke tijden allesbehalve een pretje was. De weg eindigt in de Kleine Sint-Jacobswijk, de oudste van de stad, met haar huizen van rode baksteen, die veel sporen van de doorgang van de bedevaarders behielden. Teken dat de verering voor de heilige Jacobus er nog steeds leeft, is dat de buurtbewoners ze in de Sint-Gertrudistoren hebben opgenomen.
Inlichtingen
Avenue Albert et Elisabeth
B-1400 Nivelles
+32 472 94 17 90 / isabelle.parmentier@unamur.be
www.chirel-bw.be
LOCOMOTIEVEN VAN VROEGER
Saint-Ghislain — Henegouwen
De vroegere wagenwerkplaats van het station van Saint-Ghislain is al sinds enkele jaren de pleisterplaats van de enthousiaste leden van het TSP (Toerisme en Spoorpatrimonium). Het rollend materieel werd geduldig gerestaureerd dankzij de liefde voor en de knowhow die de leden hebben van treinen uit heel Europa. Het rollend materieel van gisteren en eergisteren staat er op de sporen voor fotografen en liefhebbers. Zelfs als ze stilstaan, verliezen die indrukwekkende machines niets van hun aantrekkingskracht. Ze van alle kanten bekijken en soms in de stuurhut ervan klauteren, roept herinneringen uit de kindertijd op. Sinds de oprichting ervan in 1989 heeft het TSP een steeds groter en gevarieerder wordende verzameling materieel aangelegd, die de voornaamste van het land is geworden, na die van de NMBS en van Trainworld.
De verdieping herbergt het rijk van de miniatuurtreinen, maar die spoorbanen zijn er niet minder indrukwekkend om. We tellen er vier, waaronder gelijkstroombanen met 2 rails en wisselstroombanen met 3 rails, naar Duits of Belgisch model. In de landschapsmodules zien kenners de trouwe weergave van de stations van Thulin, Blaton en Peruwelz. Een prestatie die geduld en enthousiasme vergt en die soms een levenswerk is.
Geen rechtgeaarde modelbouwer zal de ontmoeting op zaterdag willen missen. Te midden van het gerestaureerde spoorwegmaterieel wordt dan een ruilbeurs met een honderdtal exposanten gehouden.
Inlichtingen
Rue de la Fontaine
B-7330 Saint-Ghislain
+32 495 20 27 78 / david.et.les.trains@gmail.com
www.retrotrain.be