- Patrimoine
- / Erfgoed
Door Carole Depasse
Clichés bestrijden is een culturele plicht. Neen, Charleroi is niet alleen sociale miserie en troosteloosheid. Charleroi is een stad in volle reconversie, waar de culturele dynamiek nooit geleden heeft onder de teloorgang van de oude industrie. In Charleroi heeft cultuur zelfs een eigen paleis.
De eerste steen van het Paleis voor Schone Kunsten (PSK) werd gelegd in 1954, aan de Place du Manège in de Ville-Haute van Charleroi, de historische wijk die vroeger vooral een militaire functie had. Architect Joseph André (Marbaix 1885 – Charleroi 1969) was toen actief in de stad. Tussen de twee wereldoorlogen was er in Charleroi werk genoeg. Bij de moordende gevechten van augustus 1914, toen Charleroi door het Duitse leger in brand werd gestoken, werd de stad enorm beschadigd. Vanaf 1919 draagt Joseph André bij tot grote private en openbare werken, om Charleroi opnieuw op te bouwen en te herwaarderen. In 1936 neemt hij de bouw over van het stadhuis, dat hij verder afwerkt. Het wordt het meesterwerk van zijn carrière, een art-decogebouw waarvan het belfort geregistreerd is als Werelderfgoed van de Unesco. Tussen 1954 et 1957, terwijl hij het Tentoonstellingspaleis afwerkt, begint André aan de bouw van het Paleis voor Schone Kunsten en de uitbreiding van de Sint- Christoffelbasiliek. Om maar te zeggen dat architect Joseph André zijn stempel heeft gedrukt op de skyline van Charleroi.
De zwanenzang
De opdracht voor het PSK moet in zijn context geplaatst worden: Charleroi beleeft het toppunt van zijn glorie. ‘Maar het zijn de laatste pijlen van het Waalse economische vuurwerk. Een tijd waarin Wallonië meer belastingen betaalde dan Vlaanderen! Vanaf het scharnierjaar 1958, het jaar van de wereldtentoonstelling in Brussel, slaat alles om. De grootste industriële groepen geraken de ene na de andere hopeloos verouderd, te beginnen bij de steenkoolmijnen. De Waalse economie stort in elkaar’, verduidelijkt historicus André Lierneux. Joseph André profiteert nog even van de industriële rijkdom van Charleroi en droomt van een gebouw waarvan alleen al de omvang een ode is aan de levendige plaatselijke cultuur. ‘Charleroi wordt vandaag negatief bekeken als merk en op het vlak van veiligheid en cultuur. Toch is de culturele rijkdom heel zichtbaar en dat is nooit anders geweest.’ De keuze van de plek waar het PSK zou komen gebeurde onder een goed gesternte, want die locatie was al van cultuur doordrongen. Het Paleis werd immers gebouwd op de plaats van het vroegere Théâtre des Variétés. Tussen 1920 en 1940 staken twee architecturale stromingen de kop op in Charleroi: de art deco en het modernisme. Joseph André was een vrije, pragmatische architect en hij gebruikte elementen uit beide stromingen om het PSK te bouwen.
Een functionele en vernieuwende architectuur
Vanaf de buitenkant valt het PSK op door zijn soberheid, zijn heldere lijnen en zijn perfecte volume. De discrete metalen muzen van de Wit-Russische beeldhouwer Ossip Zadkine groeten de trappen voor je binnenkomt in de grote ruimte van de Erezaal, die voor niets anders dient dan om bezoekers blij te maken met afmetingen zo groot dat je nog eens kunt ademen. Het centrale bronzen beeld van Marino Marini, een verwarrende verstrengeling van mens en paard, en de gebeeldhouwde bas-reliëfs van André Hupet zijn de enige versieringen van die zaal. Dan volgt de Rotonde in lichtbruin en zwart marmer, een architecturale truc om te verbergen dat de Erezaal en de Spektakelzaal niet helemaal in elkaars verlengde liggen. Want je moet inderdaad een kleine bocht naar links nemen om plaats te nemen in het rode pluche. Maar het publiek neemt die bocht vlot, dankzij de gebogen lijnen van de Rotonde. De indrukwekkende Spektakelzaal wordt dan onthuld. Duizend achthonderd zitplaatsen en twee balkons, waarvan het eerste dertig meter breed is. Joseph André permitteerde zich hier technische hoogstandjes, eerder dan architecturaal lef. In 1998 werd de zaal vernieuwd, maar ze heeft nog altijd het originele opnamesysteem voor perifeer geluid waardoor de acteurs op de scène niet gebonden zijn aan een microfoon. De orkestbak en zijn gesofisticeerde machinekamer laten toe om opera’s te vertonen met overvloedige scènes en veelvuldige decorwisselingen. ‘Wij trekken volop de kaart van het eclecticisme’, vertelt Pierre Bolle, directeur van het PSK. ‘We hebben het geluk dat we kunnne beschikken over een volledige installatie, waaraan we onlangs nog de Hangar hebben toegevoegd, een ruimte voor hedendaags theater. Concerten, variété, circus, klassieke en moderne dans, theater, opera, alle soorten publiek lopen hier dooreen. In het PSK bestaan geen culturele getto’s’. De organisatie van Focus flamand – zeldzaam in Wallonië – maar ook het festival Charleroi Bis-Arts (voorstellingen van ongebruikelijke vormen op ongebruikelijke plaatsen – elk jaar op Allerheiligen) tonen hoe origineel de programmatie van het PSK wel is.
De indrukwekkende Spektakelzaal wordt dan onthuld. 1800 zitplaatsen en twee balkons, waarvan het eerste 30 m breed is. Joseph André permitteerde zich hier architecturale hoogstandjes.
De fee van Magritte
Op de eerste verdieping bevindt zich de Congreszaal. Daar kunnen minder mensen in, maar er kunnen wel andere dan culturele evenementen georganiseerd worden, of voor een kleinere doelgroep, zoals kamerconcerten. Natuurlijk licht doorheen de glasramen aan de kant van de Place du Manège en exotisch hout uit Congo geven een hedendaagse look aan het zaaltje, al is de inrichting wel oud. Als een zoete onrust u betovert, kijk dan naar boven: een onwetende fee heeft u behekst. Ze woont in de muurschildering die in 1957 werd gemaakt door René Magritte, die afkomstig was uit Henegouwen. Hoewel Magritte altijd zei dat je zijn werken niet moet proberen uit te leggen, zagen een paar exegeten in het landschap van het fresco toch een stukje vallei van de Samber, misschien in de buurt van Pironchamps. De twee huizen zouden bij Châtelet horen en het zouden zelfs de huizen zijn waar Magritte woonde toen hij nog jong was. De gespleten bol zou een belletje zijn, zoals dat wat vastgemaakt werd aan de paarden die een lijkwagen voorttrokken. Een tragische auditieve herinnering voor Magritte, wiens moeder Régina zelfmoord heeft gepleegd door van een brug te springen. Een dodelijke duik in de Samber.
informatie
Palais des Beaux-Arts
Place du Manège, 1
B-6000 Charleroi
+32 (0)71 31 12 12
www.pba.be
CAROLO BUS TOUR
Voor vele mensen is Charleroi een plek zonder verleden en alleen maar een industriestad die al haar glans verloren heeft. De erkenning dat hier erfgoed aanwezig is, kwam pas laat en traag op gang. Toch zijn daardoor enkele uitzonderlijke gebouwen ontdekt waarvan een aantal vandaag zelfs beschermd is. De Carolo Bus Tour is een initiatief van André en Béatrice Lierneux-Garny, twee historici die verliefd zijn op hun stad. De rondrit kent een sensationeel succes: elke trip is uitverkocht en voor de inschrijvingen zijn er wachtlijsten. De Carolo Bus Tour, die je negen uur lang onderdompelt in Charleroi, is een zoektocht naar een onvoorspelbare stad. ‘Een stad die door sommigen is uitgeroepen tot lelijkste stad ter wereld en een samenraapsel zou zijn van vervuilde wijken, waar de armoede en de misdaad vanaf druipen’, schreef André Lierneux. Maar voor wie beter weet, is Charleroi ook een ‘smeltkroes van ideeën voor sociologen, stads- en landschapsontwikkelaars en een inspiratiebron voor kunstenaars. Een stad waar de fabriek is doorgedrongen tot haar binnenste; een binnenste dat bestaat uit parken en bossen, uit terrils en boerderijen, uit mijnwerkershuisjes en residentiële wijken, uit opmerkelijke openbare gebouwen en scholen, uit klassieke en alternatieve cultuurplaatsen, rijk aan een duizendjarig religieus erfgoed, aan kapotte of gerestaureerde industriële overblijfselen, aan wijken die grondig aan het veranderen zijn.’
Carolo Bus Tour
+32 (0)71 86 14 14
maison.tourisme @charleroi.be