- Patrimoine
Door Quentin Deuxant
EEN STICHTELIJK VERHAAL !
Het Provinciaal Paleis van Aarlen werd gebouwd tussen 1845 en 1849. Het is een iconisch gebouw van de hoofdstad van de provincie Luxemburg. Het bouwen ervan, dat verband hield met het verdelen van het grondgebied tussen België en Luxemburg, getuigt van de buitengewone ontwikkeling van de stad in de 19e eeuw.
© Mireille Neuberg
Indien u al eens op de Place Léopold in Aarlen bent geweest, hebt u zeker het Provinciaal Paleis gezien, dat een volledige kant van dat plein in beslag neemt. De beschermde gevel ervan is immers heel indrukwekkend. Het biedt tegenwoordig al het nodige comfort voor de woning van de gouverneur en voor de kantoren van de leden van zijn kabinet, maar dat was niet altijd het geval. “Enkele jaren na de daadwerkelijke splitsing van Luxemburg, besloot men in 1839 een nieuw plein en vervolgens een echt provinciepaleis te bouwen”, vertelt Jean-Marie Triffaux, een Aarlense historicus. “In 1843, naar aanleiding van het eerste bezoek van koning Leopold I, werd het naar hem genoemde plein aangelegd. Dat ligt buiten de historische stadskern, die nog wordt omringd door de vroegere vestingen. Dankzij de steun van Jean-Baptiste Nothomb, een uit Aarlen afkomstige volksvertegenwoordiger, werd het provinciepaleis tussen 1845 en 1849 langs de Place Léopold gebouwd. Voordien beschikte het provinciebestuur over tamelijk ongeschikte ruimtes in een gebouw tegenover het huidige stadhuis.”
Al die gebouwen werden nauwelijks beschadigd sinds het optrekken ervan. Er ontstond enkel een dakbrand tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Een kamer voor de koning
Het provinciepaleis van Aarlen werd ontworpen door de Bergense architect Albert Jean-Baptiste Jamot die, na zijn opleiding aan de Koninklijk School voor Schone Kunsten van Parijs, stadsarchitect van Aarlen was geworden. Het paleis in neoklassieke stijl werd gebouwd met materiaal uit Luxemburg (steen uit Eischen) en uit België (zand uit Mussy en Latour, leisteen uit Herbeumont en La Géripont). Op het gelijkvloers zijn er twee rijkelijk versierde salons en een feestzaal voor ontvangsten. Op de verdieping treft men de kantoren van het bestuur en die van de gouverneur aan, alsook de privévertrekken van deze laatste. In het paleis staat er ook een kamer ter beschikking van de koning, wanneer die in de streek is. “Leopold I heeft er minstens drie keer overnacht”, zegt Jean-Marie Triffaux. “Maar door de ontwikkeling van het vervoer werd die kamer in de loop der jaren steeds minder gebruikt …”
Verder heeft het paleis nog een aantal bijgebouwen. Er werden stallen, een garage en een conciërgewoning toegevoegd, alsmede een gebouw waar de Provincieraad zetelt. Al die gebouwen werden nauwelijks beschadigd sinds het optrekken ervan. “Er ontstond enkel een dakbrand tijdens de Eerste Wereldoorlog. Voor het overige is er aan het gebouw niets veranderd, behalve enkele renovaties, meer bepaald die van de Provincieraad, een twintigtal jaar geleden”, legt de historicus uit.
© Mireille Neuberg
Een mijlpaal in de ontwikkeling van Aarlen
Het Provinciaal Paleis, met zijn boomrijk park aan de achterzijde, is slechts één van de gebouwen die tijdens heel de 19e eeuw werden opgetrokken om de nieuwe provinciehoofdstad te voorzien van de bij haar status passende infrastructuur. “In 1839 vestigen alle besturen zich van de ene dag op de andere in Aarlen: scholen, leger, provincieambtenaren ... Al die mensen moesten een geschikte werkomgeving krijgen. Het is dan ook in die periode dat de stad de grootste stedenbouwkundige werken ooit kende”, aldus Jean-Marie Triffaux.
Tot die andere gebouwen behoorde het Gerechtshof, dat vanaf 1864 aan de Place Léopold werd gebouwd, alsook privé-eigendommen die heel dat plein zouden omringen, zoals het gebouw van de Nationale Bank van België (1881) en het postgebouw (1892). Voor het opvangen van de vele reizigers die per trein aankwamen, werd er in 1884 een nieuw station gebouwd.
Die stedenbouwkundige ontwikkelingen deed Aarlen groeien en de stad met de grootste bevolking in de provincie Luxemburg worden. Vandaag telt ze immers vijfmaal meer inwoners dan in 1830.
DE HEIKELE AFSCHEURING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG
Hoewel het provinciepaleis deel uitmaakt van onze omgeving, ligt dat vandaag toch niet zo voor de hand dat het in Aarlen werd gebouwd. Er zijn immers centraler gelegen plaatsen die in de eerste jaren van het koninkrijk België de titel van hoofdstad van de provincie Luxemburg hadden kunnen opeisen.
Om te begrijpen waarom Aarlen als hoofdplaats werd gekozen, moeten we even de geschiedenis induiken. In 1815 had Willem van Oranje, de koning van Nederland, het Groothertogdom Luxemburg gekregen als compensatie voor het verlies van zijn privé-eigendommen aan Pruisen. In die tijd omvatte het Groothertogdom ook de huidige provincie Luxemburg. Na de Belgische onafhankelijkheidsstrijd werd er in 1831 een conferentie georganiseerd in Londen. Daar namen de toenmalige grootmachten aan deel (Rusland, Pruisen, Oostenrijk, Frankrijk en Groot-Brittannië), om de grenzen van de Belgische Staat vast te leggen. Na zijn onafhankelijkheid omvatte België ook heel het Groothertogdom Luxemburg en een deel van Nederlands Limburg. Maar Willem van Oranje wilde dat bij wijze van compensatie verkregen Groothertogdom natuurlijk niet verliezen.
© Collection Jean-Marie Triffaux
Walen aan de ene kant, Germanen aan de andere
Na lange onderhandelingen werd er uiteindelijk besloten aan Willem van Oranje een goed derde van het Groothertogdom (met de stad Luxemburg) te laten, en het overige deel toe te wijzen aan de Belgische Staat. De splitsing gebeurde op taalkundige grond : de ‘Waalse’ gebieden, waar men Frans spreekt, gingen naar België, en de Germaanstalige delen gingen naar Luxemburg. Onder druk van Frankrijk, dat geen goed oog had in een Germaanse enclave ten noorden van Longwy, werd Aarlen ten slotte toegewezen aan België, hoewel het Luxemburgs daar de meerderheidstaal was. In ruil daarvoor zou er aan de Nederlandse vorst een deel van Limburg worden gegeven. Het Verdrag der XXIV Artikelen, of Verdrag van Londen, maakt die beslissing officieel. Het zal echter pas in 1839 worden ondertekend door Willem van Oranje, die zeer lang aarzelde om een deel van zijn privébezit af te staan.
In 1831 wordt Aarlen echter gekozen als hoofdstad van die ‘grote’ provincie Luxemburg, en niet de stad Luxemburg.
Aarlen werd provinciehoofdstad uit voorzichtigheid
In afwachting van die handtekening, was het dus statu quo : het Groothertogdom Luxemburg, met inbegrip van de gelijknamige Belgische provincie, maakte deel uit van België. In 1831 wordt Aarlen echter gekozen als hoofdstad van die ‘grote’ provincie Luxemburg, en niet de stad Luxemburg. Waarom ? “Ondanks het teruggeven van het Groothertogdom aan Willem van Oranje, bleef er een Pruisisch garnizoen in Luxemburg-stad gekazerneerd, aangezien het Groothertogdom deel uitmaakte van de Duitse Statenbond. Bovendien was de gouverneur van de stad een orangist. Om alle gevaar te vermijden, werd de hoofdstad dus vanaf het begin verplaatst naar de tweede grootste stad van het Groothertogdom, namelijk Aarlen. Die aanvankelijk voorlopige beslissing werd in 1839 definitief met de afsplitsing van het Groothertogdom”, legt Jean-Marie Triffaux uit.