- Dossier
Door Stéphane Renard
In zo’n vijftien jaar tijd veroverde sopraan Anne-Catherine Gillet alle grote operazalen van Europa. Van de listige Poppaea tot de betoverende Assepoester, ze zingt steeds een foutloos parcours. Oh ja, ze is ook nog charmant, slim en een harde werker.
Ze is niet meer vaak in België. De laatste keer was 21 december vorig jaar. “De dag waarop de wereld zou vergaan”, knipoogt ze. Ze zong toen mee in het kerstconcert van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Luik. Niets aan te doen. Anne-Catherine Gillet is nog geen 40 en heeft al een indrukwekkende carrière als sopraan op haar palmares. Het Belgische publiek ziet ze pas terug in juni1. Ook deze keer is dat in de vurige stede, waar ze zal meezingen in de Guillaume Tell van Grétry in de Opera Royal de Wallonie. Fans die geen zin hebben om te wachten, kunnen altijd de Thalys naar Parijs nemen. In april speelt ze daar Gretel in Hansel and Gretel van Humperdinck, in de Opéra Garnier.
1 Anne-Catherine Gillet vertolkt Madame Tell in Guillaume Tell van André-Modeste Grétry, van 7 tot 15 juni in de Opéra Royal de Liège. Onder muzikale leiding van Claudio Scimone en in een regie van Steffano Mazzonis di Pralafer.
Ze is een van onze beste sopranen, en dan blijf je natuurlijk niet in België. Soms is ze hier om een van haar onvergetelijke vertolkingen neer te zetten, zoals Mozarts Suzanna (Luik, 2010) of Assepoester (De Munt, 2011). Maar meestal zoekt ze andere oorden op. In het afgelopen jaar speelde ze mee in La Clémence de Titus in Toulouse, vertolkte ze de verpletterende rol van Blanche in Le Dialogue des Carmélites in Stuttgart, hernam ze Hippolyte et Aricie in Parijs en speelde ze Carmen in Marseille.
Het beste? Om dat te bereiken, moet ze het leven van een topsporter leiden: genoeg slapen en regelmatig bewegen. Voor de voorstelling is uiterste concentratie vereist.
Een gevarieerd en veeleisend repertoire, maar dat deert haar niet. “Hoe ouder ik word, hoe meer ik moet werken, werken, werken…” Met een carrière als de hare kan je niet vals spelen. “Veeleisend zijn, betekent vrij zijn”, zegt ze glimlachend, maar met een zweem van ernst. “Hoe veeleisender je bent voor jezelf, hoe vrijer je bent om risico’s te nemen.” Gillet weet duidelijk wat ze wil. Daar is ze niet alleen in. Maar daarbij neemt ze zichzelf niet al te ernstig, en dat is zeldzaam.
Haar veeleisendheid heeft in ieder geval resultaat. Critici waren erg lovend over haar eerste CD (verschenen bij Aeon), die ze opnam met het Filharmonisch Orkest van Luik. En dat ondanks een weinig voor de hand liggend programma: Les Nuits d’été van Berlioz, Les Illuminations van Britten en Knoxville van Barber.
Een toevallige ontdekking
Zingen was nochtans geen roeping. Gillet groeide op in Libramont, maar verhuisde intussen naar Namen. Als kind wou ze rechten of economie gaan studeren. Een logische keuze, met een winkelierster als moeder en een landmeter als vader. Maar dat verandert allemaal wanneer ze in haar tienerjaren blokfluit leert spelen. Ze leert noten lezen, ook al zegt die fluit haar eigenlijk niets. Dan stelt haar muziekleraar haar voor om te zingen. “Ik wist niets van zingen, maar mijn ontmoeting met Françoise Viatour heeft alles veranderd. Zij heeft me de onuitputtelijke rijkdom van opera leren kennen.”
Even terug in de tijd. Na haar middelbare studie besluit Gillet om muziekwetenschap te studeren aan de universiteit. Van een operacarrière is nog geen sprake. Dat blijkt een foutje: de lessen zijn te theoretisch. Gelukkig steekt het lot haar een handje toe. Na een zangwedstrijd in Marcinelle stemt Jules Bastin erin toe dat Anne-Catherine naar zijn klas komt aan het Conservatorium in Brussel. Ze volgt maar een jaar les bij hem, tot aan zijn dood. “Dat was een ongelooflijk jaar. Meneer Bastin vroeg me elke week nieuwe dingen, in alle stijlen, alle repertoires.” Er ligt veel respect in de manier waarop ze “meneer Bastin” zegt. En altijd is er die onstilbare honger naar cultuur. De opera heeft haar gulzig gemaakt.
“Het podium is als een groot zwembad. Erin duiken is de enige manier om te weten of je geschikt bent voor dit beroep, of je het fysiek aankunt.”
In 1996 doet de jonge studente auditie bij de Opéra Royal de Wallonie. Philippe Sireuil is op zoek naar een Barbarina voor Le Nozze di Figaro en Anne-Catherine krijgt de rol. Ze lacht. “Later hoorde ik dat ze me genomen hadden omdat ik zo schattig stuntelig was.” Het maakt niet uit, want ze doet het schitterend. En Jean-Louis Grinda, de toenmalige directeur van de ORW, beslist om haar aan te nemen. Ze stapelt de kleine rolletjes op. “Het podium is als een groot zwembad”, herinnert ze zich.
“Erin duiken is de enige manier om te weten of je geschikt bent voor dit beroep, of je het fysiek aankunt. En of je flexibel genoeg bent om met verschillende regisseurs te werken.” Het vervolg is bekend. Minder bekend is dat John Eliot Gardiner haar in Zürich wou in L’Étoile van Chabrier en nog meer als Michaela in Carmen. “Ik voelde me er totaal niet klaar voor”, geeft ze toe. “Maar Gardiner is een veeleisende chef die ons helpt om het beste uit onszelf te halen.”
Pasta om 17 uur
Om dat beste te bereiken, moet ze een gezond leven leiden: genoeg slapen en regelmatig sporten “voor de Wii als het moet!”. Voor de voorstelling is uiterste concentratie vereist. “En een bord pasta om 17 uur, voor de trage suikers!”
Niet dat ze daardoor geen last meer heeft van de gevreesde plankenkoorts. “Ik ben een echt stresskonijn”, zegt ze. “Maar dan denk ik terug aan de opmerking van regisseur Ivan Alexandre. Mensen houden van je door je breekbaarheid, je anders-zijn, je scherpe kantjes.”
Die uitspraak sterkt Anne-Catherine. Ze zet haar leven als sopraan verder, zonder haar gezinsleven op te offeren. “Dat veilige nest heb je nodig als je twee derde van je tijd in het buitenland doorbrengt.” Ze zingt een gevarieerd repertoire bij elkaar, “want altijd hetzelfde doen, betekent verstarren”. En ze geniet van het weerzien met haar publiek, zoals binnenkort in Luik. “Als je zingt, weet je dat een deel van het applaus een beloning is voor je prestatie. Maar een ander deel is alleen voor jou, om je te zeggen ‘We hebben je graag’. En dat doet deugd.”
De Koninklijke Opera van Wallonië, 192 jaar en springlevend!
Na drie seizoenen op de Bavière-site heropende het Théâtre Royal de Liège, dat de Opéra Royal de Wallonie herbergt, in september 2012 opnieuw zijn deuren. Het Luikse gebouw dateert uit 1820. Sommige bouwmaterialen werden tijdens de revolutie van 1789 ‘gevonden’ in de Sint- Lambertuskathedraal en het kartuizerklooster. In de loop der jaren onderging het enkele restauratiewerken en aanpassingen: elektrische verlichting in 1887, renovatie van de zaal in 1959, vernieuwing van de zetels in 1997… Deze keer werd de restauratie bijzonder grondig aangepakt. Het interieur van het theater kreeg een opknapbeurt en nu schitteren de decoratieve elementen en het plafond weer zoals vroeger. Maar ook de machines waren aan een update toe. Zo kwamen er theaterpanelen en een beweegbare orkestbak met een verhoogde toneeltoren. Natuurlijk werden ook de toeschouwers niet vergeten: de zaal werd aangepast voor een beter luistercomfort. Op de benedenverdieping werden er zelfs nieuwe zetels geplaatst met ventilatie. Het gebouw kreeg er enkele nieuwe lokalen bij en onderging een heuse metamorfose. Daarvoor ging zelfs het dak van het theater eraf. In de plaats kwam een groot blok in koperkleurig aluminium. De combinatie van klassiek en modern geeft een nieuw elan aan hét culturele instituut van Luik, dat nu 32 meter hoog is. Het totale kostenplaatje bedraagt 27 miljoen euro, waarvan 50% voor het Waals Gewest, 10% voor de stad Luik en 40% voor Europa.
informatie
Théâtre Royal de Liège
Place de l’Opéra
B-4000 Liège
+32 (0)4 221 47 22
info@operaliege.be
www.operaliege.be