Waw magazine

Waw magazine

Menu
© Joseph Jeanmart

IN HET SPOOR
VAN SINT WALTRUDIS

  • Patrimoine
  • / Erfgoed
Hainaut  / Mons

Door Bruno Deheneffe

Ze waakt over de collegiale kerk, over Doudou en over de toekomstige culturele hoofdstad van Europa. Maar wie was Waltrudis, dat charismatische icoon van Bergen, van de stad die haar als patroonheilige heeft geadopteerd?

In de 19de eeuw aarzelden sommigen niet om haar voor te stellen als een prinses, vanwege haar vele adellijke titels. De geschiedenis beweert dat deze afstammeling van een welgestelde familie zich in de tweede helft van het eerste millennium (historici situeren haar geboorte rond 612 en haar overlijden in 688) gevestigd heeft op de heuvel vanwaar de stad haar hoge vlucht heeft genomen. Ook wordt verteld dat ze voor de allerarmsten zorgde. Ze zou zelfs zover zijn gegaan dat ze haar beurs te voorschijn haalde om gevangenen vrij te kopen. “Als grondbezitster wordt Waltrudis uitgehuwelijkt aan Madelgarius, een hoge functionaris. Voor ze van elkaar scheiden om hun levenseinde te wijden aan gebed en liefdadigheid, krijgen de echtgenoten vier kinderen, en die zullen het karakteristieke en iconografische symbool van hun ouders worden”, legt Benoît Van Caenegem uit, de conservator van de collegiale kerk en haar schat.

Madelgarius verzoent zich met het celibaat en trekt zich terug in Hautmont. Hij neemt de naam Vincentius aan en sticht Zinnik. Zijn ex-vrouw vestigt zich op de plaats Montis (Latijn voor ‘van de berg’), waar ze zich zal toeleggen op een geestelijk bestaan, zonder daarom een echte religieuze gemeenschap te stichten. “Je zou kunnen spreken van een leefsysteem waar de vrouwen flink wat invloed uitoefenden. Waltrudis had een dertigtal kloosterlingen onder haar hoede die net als zij nooit de geloften van armoede, kuisheid of gehoorzaamheid hebben afgelegd. Die adellijke meisjes bevonden zich ergens tussen het wereldse en het gewijde leven”, vervolgt Benoît Van Caenegem.

Als ze sterft wordt Waltrudis het voorwerp van bijzondere verering. In de loop der jaren wordt ze aangeroepen bij migraine en huidziekten. Ook vrouwen die spoedig moeten bevallen vereren haar, vertrouwd als ze is met de vreugden van het moederschap. “Ook vandaag wordt ze nog aangeroepen bij bepaalde kwalen, maar toch vooral opdat ze voor zacht weer zorgt tijdens de Ducasse.”

Eindelijk een Heilige

Het duurde tot het begin van de 11de eeuw (1030) voor de bisschop van Kamerijk een heilige zou zien in Waltrudis. Haar lichaam werd toentertijd bewaard in een schrijn of in een graf – een kwestie die historici niet met zekerheid kunnen uitmaken. Pas in 1157 doen er nauwkeuriger gegevens de ronde over de stoffelijke resten van de overledene. Daaruit blijkt dat die zich bevinden in een zijden lijkwade, die de gewone sterveling vandaag kan bewonderen achter een vitrine van de schatkamer in de collegiale kerk. In 1250 biedt de toenmalige gravin va n Henegouwen, Ma rga retha van Constantinopel, een relikwieënkast aan om er het hoofd van Waltrudis in te bewaren. In 1313 dan laten de kloosterlingen, die de nagedachtenis en de erfenis van Sint-Waltrudis voortzetten, een verzilverd en verguld koperen schrijn maken om er de stoffelijke resten van haar lichaam in te leggen.

“Ook vandaag wordt ze nog aangeroepen bij bepaalde kwalen, maar toch vooral opdat ze voor zacht weer zorgt tijdens de Ducasse.”


Als de Franse Revolutie uitbreekt en de troepen van Napoleon Bergen binnentrekken, hebben de erfgenames van Waltrudis maar net de tijd en de ingeving om de relikwieën van hun patrones in veiligheid te brengen. Het is een echte schat, waarvan ze gebruik maken om hun macht te bewaren. Dat verklaart ook de opmerkelijk goede staat waarin de resten bewaard zijn, ondanks hun ouderdom. Het hoofd wordt overgebracht naar een geheime plek in Luik en de andere lichaamsdelen naar Duits grondgebied. In 1803 wordt het kostbare gebeente gerepatrieerd naar zijn land van oorsprong, alvorens op 12 augustus 1804 terug te keren naar voorlopige koffers in de collegiale kerk. De relikwieënkast met het hoofd van Sint- Waltrudis, die vandaag bezichtigd kan worden in een van de zijkapellen van het gebouw, dateert uit 1867 en is gehandtekend door goudsmid Bourdon uit Gent.

Het schrijn, dat sinds 1887 boven het hoofdaltaar hangt, is een werk van de Luikse goudsmid Wilmot. Het wordt maar één keer per jaar naar beneden gehaald, aan de vooravond van de zondagsprocessie van de Car d’Or (de gouden koets), tijdens een plechtige ceremonie die de aftrap aangeeft van de Ducasse (het volksfeest) en gepaard gaat met muziek van het kerkorgel, Thebaanse trompetten en pauken (zie verder). Dan weerklinkt het lied van de Doudou, dat enkele uren later de maat zal aangeven van de zogenaamde Lumeçon, het beroemde gevecht tussen Sint-Joris en de draak. Het lied wordt onthaald op gejuich van het volk, en dat is altijd een buitengewoon emotioneel moment. ’s Anderendaags wordt het schrijn met de resten van Sint-Waltrudis op de Car d’or geplaatst, een praalwagen uit de 18de eeuw, om vervolgens de feestelijke straten van de stad te doorkruisen.

Op 17 november 1997, op een moment dat er nog wild wordt gespeculeerd over de echtheid van het gebeente dat aan de heilige wordt toegeschreven, gaat gewezen bisschop Mrg. Huart over tot de officiële en kerkrechtelijke erkenning van de relikwieën van Waltrudis. Als ze geopend worden, blijken er documenten in te liggen die teruggaan tot in 1250, en een verzegelde leren tas. Die bevat een zijden lijkwade met daarin de beenderen die naar verluidt aan Waltrudis toebehoren.

“Op basis van DNA -analyses en dateringstechnieken met koolstof-14 zal de gerechtsarts later bevestigen dat het wel degelijk gaat om het lichaam van een vrouw die geleefd heeft tussen 610 en 690. Die periode strookt ongeveer met het verblijf van Waltrudis in deze wereld”, onderstreept Benoît Van Caenegem. Voor gelovigen mag twijfel dan niet toegelaten zijn, voor de anderen herbergen de edelsmeedwerken de resten van een vrouw die aan de oorsprong van hun stad ligt. “In het collectieve Bergense onderbewustzijn wordt het gezicht van de relikwieënkast met het hoofd evenwel beschouwd als het gezicht van Waltrudis, ook al gaat het om een creatie uit de 19de eeuw”, voegt de conservator eraan toe.

Samen met het gevecht is de processie van de Car d’Or het hoogtepunt van het volksfeest, het puurste moment. De terugkeer naar de collegiale kerk vormt de apotheose. Iedereen houdt dan de adem in. De jongsten duwen de koets met het schrijn en worden daarbij aangemoedigd door de ouderen. De wagen moet in één beweging het hellend vlak voor de ingang van het gebouw op rollen. Als die fysieke krachttoer mislukt, vrezen de Bergenaren dat er groot onheil over hun stad zal neerdalen.

 

informatie

Maison du Tourisme
Grand-Place, 22
B-7000 Mons
+32 (0)65 33 55 80
ot3@ville.mons.be
www.waudru.be

 

Twee eeuwen trouw

Als bouwwerk van de Brabantse gotiek heeft de collegiale kerk (nog) geen UNESCO-label gekregen, in tegenstelling tot het belfort vlakbij. Het monument staat evenwel op de lijst van uitzonderlijk erfgoed van Wallonië. De bouw begint in 1450 en eindigt 171 jaar later (1621). Er wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van materialen afkomstig uit steengroeven van de streek (zandsteen, blauwe hardsteen enz.). “Hoewel de werkzaamheden lang hebben geduurd, heeft de collegiale kerk een tamelijk uitzonderlijk karakter vanwege de eenheid van architecturale stijl, ook al had ze bijna twee eeuwen nodig om haar definitieve vorm aan te nemen…” De kerk is tegen een helling aangebouwd en de sluitsteen van het gewelf zit 25,5 meter hoog. Aan de buitenkant lijkt deze kerk, waar dagelijks missen worden opgedragen, gedrongen en in zichzelf gekeerd. Maar schijn bedriegt soms, want binnen wordt de bezoeker getroffen door verticalisme en grootsheid.

De schatkamer neemt de kapittelzaal in beslag en is toegankelijk van dinsdag tot zondag tussen 14 en 18 uur. Je kunt er vooral schitterende liturgische voorwerpen bewonderen, naast manuscripten, schilderijen, de lijkwade en de ring van Sint-Waltrudis, en nog andere voorwerpen die rechtstreeks verwijzen naar dit personage, dat onlosmakelijk verbonden is met de Bergense geschiedenis en folklore. “Tegen 2015 wil de kerkfabriek ervoor zorgen dat het publiek opnieuw kan rondwandelen in een deel van het triforium (de zuilengalerij onder de glas-in-loodramen) en van het gebint van de collegiale kerk”, meldt de blije conservator.

À lire aussi

Your opinion counts