- Découverte
Door Gilles Bechet
De renovatie van het iconische Jacqmain-gebouw geeft de UCL een prachtig schrijn om een deel van haar enorme verzamelingen tot hun recht te doen komen en een beleid van openheid voor heel het publiek te voeren.
Het was “het” emblematische gebouw van een nieuwe stad die door de oprichting van de nieuwe universiteit ontstond. Het gedurfde gebouw van André Jacqmain, dat op ansichtkaarten staat en zichtbaar is vanop de autosnelweg, was een icoon van moderniteit. Het was ook de wetenschapsbibliotheek van de UCL, waar ontelbare boekenrekken de binnenruimte, lijkend op een kathedraal van wetenschappelijke kennis, verduisterden. In de loop der jaren ging het gebouw schuil achter zijn studiefunctie en werd het slechts door een deel van de studenten bezocht. 2017 wordt het jaar van de wedergeboorte. Het zal voortaan het L-Museum zijn. Sinds jaren zocht het uit zijn voegen barstende universiteitsmuseum een andere ruimte om alle werken te tonen, die wegens de vele schenkingen in de voorraden moesten worden opgeslagen.
Nadat er om financiële redenen moest worden afgezien van het ambitieuze plan (1) voor een nieuw gebouw aan de oever van het meer, voelde de directie van het museum intuïtief aan dat het Jacqmain-gebouw een uitstekend onderkomen voor haar collecties bood. Na 5 jaar ontwerpen en anderhalf jaar werken opent het nieuwe museum zijn deuren voor een nieuw publiek. Het 5000 m² grote L-Museum heeft driemaal meer tentoonstellingsruimte dan het vroegere gebouw.
Academisch en openbaar
“Ik zie dat museum als een ontvangstgebouw”, zegt directrice Anne Querinjean spontaan. Om te beginnen vervingen de met de renovatie belaste architecten de kleine ingang door een grote, die uitgeeft op het plein en openstaat voor de wereld. De in het daglicht badende toegangsruimte bevestigt die nieuwe optiek door middel van een cafetaria-boetiek, een theesalon en een picknickruimte. “Het is niet enkel een museum, maar ook een ontmoetingsruimte waarin men zelfs voor slechts 20 minuten welkom is. Men kan er alle tijdschriften lezen, men kan er tekenen, documenten bekijken, praten of er gewoon een gezellige pauze houden.”
Het nieuwe museum is academisch en openbaar. Het verschil ervan wordt beklemtoond door het integreren van het wetenschappelijk erfgoed in het kunstpatrimonium. “Universiteiten waren de eerste instellingen die voorwerpen verzamelden en er collecties van maakten voor studie, overdracht en kennis”, stelt rector Vincent Blondel.
Het tentoonstellingsparcours begint met een rariteitenkabinet voor de 21e eeuw: een oude wereldbol van hout, opgezette vogels, mineralen en de anatomische weergave van een paard verwijzen naar de pedagogische activiteit van de universiteit en getuigen van de wondere wereld waarin wij leven. In een laboratoriumsfeer met veel wit getuigt het werk van zes emblematische onderzoekers van de universiteit – van kanunnik Lemaître tot Christian de Duve – van de verbazing die zij ervoeren en de vragen die ze zich stelden. “We kunnen veel gelijkenissen vinden in het werk van een kunstenaar, een ambachtsman en een onderzoeker. Ze hebben hetzelfde intuïtief vermogen en dezelfde belangstelling voor het onbekende”, noteert Élisa de Jacquier, een kunsthistorica die meewerkt aan tentoonstellingen en uitgaven.
Het meesterwerk van Jacqmain
Wanneer men naar de volgende ruimte gaat, die gewijd is aan de kunstverzamelingen, ontdekt men meer dan ooit de schoonheid en de originaliteit van het meesterwerk van Jacqmain. De ruimte is onderverdeeld in mezzanines die op elkaar aansluiten en de hoogte van drie verdiepingen in beslag nemen. De volledig open ruimte is onderverdeeld in verscheidene modules. De omvangrijke werken werden in het midden geplaatst, terwijl de mezzanines met een plafondhoogte van 2,20 meter thematische ruimten vormen. Michel le Paige en Caroline Deferière, de UCL-architecten die voor de renovatie instonden, wilden het monumentale karakter van de architectuur tot zijn recht doen komen zonder de werken in verdrukking te brengen. Tegelijk wilden ze meer vluchtpunten maken zonder afbreuk te doen aan het totaalbeeld. De aandacht werd speciaal gevestigd op het ruwe beton met zijn bogen en uitsparingen en op de koperen schachten die op insectenschilden lijken en door Jules Wabbes werden ontworpen om de verwarmingsbuizen te verbergen.
Aan de doorzichtigheid van de ruimte beantwoordt een dialoog van verschillende culturen, periodes en stijlen. Een Franse piëta uit de 16e eeuw kan er naast een Egyptisch beeldje uit het Middenrijk en een 19e-eeuwse Duitse prent staan. De scenografen, de Nederlanders van Kinkorn, beseften heel vlug dat het gebouw het voornaamste museumstuk is. “In zulk een gebouw werken, is een droom. We hebben dus besloten de bezoekers geen traject op te leggen, maar ze te laten wandelen zoals ze willen en hun nieuwsgierigheid te wekken door een reeks vragen over de verschillende afdelingen”, legt Maarten Meevis uit.
Een andere origineel aspect van het L-Museum is de aanwezigheid van drie laboratoria voor proefnemingen, waar de bezoeker naar de andere kant van de spiegel kan gaan en zich op praktische wijze vertrouwd kan maken met de technieken voor etsen, beeldhouwen en kleurenbehandeling. “Men stelt vast dat het loutere kijken naar een werk de bezoeker geen voldoening meer schenkt. Een oplossing daarvoor is een meer praktische aanpak, zoals men die in natuurhistorische musea vindt. Door hem sommige technieken uit te leggen, kan de toeschouwer dingen begrijpen en met andere ogen naar de werken kijken”, meent Emmanuelle Druart, die verantwoordelijk is voor de verzamelingen.
Cultuur is geen laagje vernis
Dat dit boeiende project tot een goed einde kon worden gebracht, is te danken aan een gemengde financiering door overheden zoals de Provincie Waals-Brabant, de Federatie Brussel-Wallonië en het Waals Gewest, in samenwerking met particuliere mecenassen, ondernemingen zoals UI Europe en Stichtingen.
De eerste uitdaging voor dit museum, dat voor iedereen openstaat, zal het aantal bezoekers zijn. Tijdelijke tentoonstellingen, zoals die van Barthélémy Toguo uit Kameroen, die het museum zal openen, zullen bijdragen tot het vernieuwen van het publiek. De wetenschappelijke gemeenschap, die toegang zal hebben tot de immense voorraden (de getoonde werken vertegenwoordigen slechts 10% van de collecties), en wetenschappelijke colloquia zouden de site een internationale uitstraling moeten geven.
Ere-vicerector Gabriel Ringlet van de UCL, die een multidisciplinair cultuurbeleid heeft uitgewerkt voor de universiteit, kan alleen maar blij zijn met dit nieuwe instrument. “Cultuur aan de universiteit is geen laagje vernis, maar ze moet centraal staan in de opleiding. Ik heb altijd gedroomd van een universiteit in de stad, die heel dicht bij de medebewoners staat. Onze samenleving moet minder gespleten zijn. Ik zou het geweldig vinden als mensen die niets met de universiteit te maken hebben, zich hier helemaal op hun gemak voelen.”
De opening van het L-Museum zal op 18 en 19 november worden gevierd tijdens een groot feestweekend met bezoeken en activiteiten voor het publiek.