Waw magazine

Waw magazine

Menu
© Elena Frez

Ons paviljoen
is een van de mooiste!

  • Dossier

Door Christian Sonon

Het Belgische paviljoen is op de eerste plaats een opmerkelijk architecturaal project. Niet alleen is heel België er trots op, ook de Italiaanse organisatoren vinden het nu reeds een van de meest geslaagde projecten. Ontwerp en scenografie hebben we te danken aan het bureau van Patrick Genard & Asociados uit Barcelona. Toen hij in januari jongstleden in België was, vertelde de uit Namen afkomstige architect hoe hij op deze bijzondere uitdaging is ingegaan en in dit kunststukje is geslaagd.

Patrick Genard, het Belgische paviljoen is een ongewoon project voor u. Wat trok u zo aan in deze wedstrijd?
P.G. — Ik was om twee redenen geïnteresseerd. De expo vindt plaats tegen de achtergrond van Milaan en het thema heeft betrekking op de manier hoe we onze planeet van voedsel kunnen voorzien, een grote uitdaging voor de komende generaties. Aangezien ons bureau geen enkele ervaring had met dit soort projecten, hebben we een team gevormd. Ik heb me geassocieerd met een bevriend architect, Marc Belderbos, die uit de Oostkantons afkomstig is en les geeft aan de universiteit van Gent en de UCL. Als aannemer kozen we Besix-Vanhout. Het is dus een federaal team dat in april 2014 de prijs in de wacht heeft gesleept.

Naast het thema en de stedenbouwkundige voorschriften legden de organisatoren ook verplichtingen op inzake milieuduurzaamheid. Ik heb de indruk dat uw paviljoen goed heeft gescoord op dat vlak…
P.G. — Om aan die vereisten tegemoet te komen, hebben we het Belgische paviljoen als een ‘lobe city’ ontworpen. Als reactie op de uitbreiding van de stad in concentrische cirkels, die als verstikkend wordt ervaren, staat de lusstructuur de bouw voor van een aantal wijken rond het hart van de stad die door groene vingers van elkaar worden gescheiden. Hoewel die wijken op zichzelf staan, zijn ze toch met elkaar verbonden. Deze cirkelvormige structuur, die werd toegepast in steden zoals Berlijn, Kopenhagen en Aalst, is ecologisch gezien de meest duurzame omdat de verplaatsingen worden beperkt, de energiestromen beter circuleren en de kosten worden beperkt. In dit geval hebben we rond het hart van het paviljoen een aantal wijken bedacht, zogenaamde rotsen, die elk een specifieke functie zullen hebben. Voor de bouw hebben we de voorkeur gegeven aan hout en glas omdat dit natuurlijke, isolerende materialen zijn die gerecycled kunnen worden. Ze zijn bovendien moduleerbaar en kunnen dus gemakkelijk worden gedemonteerd, wat een pluspunt is aangezien we na de tentoonstelling het terrein moeten teruggeven in de staat waarin we het hebben gekregen. Om verplaatsingen en afval zo veel mogelijk te beperken, hebben we verder ervoor gekozen ter plaatse steunbalken, balken en vloeren te huren. Wat energie betreft ten slotte hebben we natuurlijk voor een optimale isolatie en oriëntatie van de ruimten gezorgd, maar we hebben ook Canadese putten (aardwarmtewisselaars) voorzien om de luchttemperatuur te regelen. Daarnaast zal het paviljoen worden uitgerust met zonnepanelen en zonnecellen, en zal het gebruikmaken van energie geleverd door een kleine windturbine die door het Waalse FairWind zal worden geleverd. Dat is belangrijk want elk land zal een elektriciteitsquotum krijgen dat het niet mag overschrijden.

Uw bureau is ook belast met de scenografi e van het paviljoen. Was het niet te moeilijk om het bestek te volgen?
P.G. — Wel, dat was geen gemakkelijke opgave. Fevia, de Federatie van de Voedingsindustrie in België, zag de expo vooral als een grote beurs voor landbouw en voedingsmiddelen bedoeld om België te verkopen aan de hand van aardappelen, bier en chocolade. Bovendien had ook elk van de drie gewesten een eigen verlanglijstje. Met een ‘Belgisch compromis’ zijn we erin geslaagd iedereen rond een ‘win-winproject’ te scharen, zodat ons paviljoen aan het opgelegde thema zou beantwoorden. Terwijl we Belgische producten promoten, zullen er ook interessante denksporen op het gebied van alternatieve voedingsmiddelen worden aangereikt.

Welk parcours hebt u dan uitgestippeld voor de bezoekers?
P.G. — Vanaf de Decumanus*, de belangrijkste verkeersas van de expo waarlangs zich de verschillende paviljoenen bevinden, betreedt de bezoeker eerst een houten volume dat in natuurlijk licht baadt. We hebben deze ruimte de ‘Farm’ genoemd omdat de vorm verwijst naar de traditionele Belgische schuren. Hier zal een mozaïek van schermen via trailers de eigenheid en de knowhow van onze drie gewesten in het licht stellen. Onder de titel ‘Small country, great food’ zullen ze vervolgens tonen waarin België zich onderscheidt in de voedingssector en de landbouw, maar ook in andere domeinen, zoals de biotechnologie en afvalverwerking. Op het einde van die lange laan komt de bezoeker in de ‘chocolate corner’ uit, een ruimte waar kunstenaars vormen uit chocolade zullen houwen en waar een reusachtige cacaoboon als een soort zeppelin zal zweven. Nadien zal hij dezelfde laan in de andere richting lopen om er op kolommen in de vorm van bierflessen enkele Belgische beroemdheden van Italiaanse afkomst te ontdekken, bijvoorbeeld koningin Paola, Adamo, Franco Dragone, enz.

De Decumanus was in de Romeinse oudheid de as die van oost naar west liep en een stad of kamp structureerde. Deze straat stond loodrecht op de Cardo die van noord naar zuid liep, de stadsplanning was dus op de vier windstreken gebaseerd.

Dat lijkt op de klassieke kennismaking met ons land, maar wat met het thema van de expo?
P.G. — Ondertussen is de bezoeker bijna weer aan de ingang gekomen, daar duikt hij onder de grond via een ‘lanceerbaan naar de toekomst’ waardoor hij een sprong in de tijd maakt en in het jaar 2050 belandt. Het is daar, in het halfduister van deze kunstmatige kelderverdieping, dat hij de uitdagingen van morgen en de mogelijke innovaties voor de evolutie van de planeet zal ontdekken. Dit deel werd bedacht door Benoît Gersdorff die ik in 2011 heb leren kennen toen we allebei werden beloond met een prijs die aan de Naamse inwoners van het jaar werd toegekend. Benoît was verantwoordelijk voor de horeca in het Belgische paviljoen tijdens de wereldtentoonstelling van Shanghai in 2010 en zal dat ook in Milaan zijn. Hij heeft zijn ervaring en contacten gebruikt om enkele experts uit wetenschappelijke kringen rond ons te verzamelen. Zij hebben ons gewezen op alternatieve voedingsproductie, zoals entomofagie, hydroponie en aquaponie. Deze nieuwe technologieën worden uiteengezet in deze zogenaamde ‘Cave’, die er als een echt laboratorium zal uitzien, aangezien er voedingsmiddelen zullen worden geteeld. In het restaurant op de bovenliggende verdieping kunnen bezoekers daar dan van proeven.

Dan komen we aan in die enorme koepel van blauw glas die aan de serres van Laken doet denken…
P.G. — Inderdaad. Een prachtige trap zal de bezoeker naar het hart van het paviljoen of de ‘lobe city’ leiden. Het is rond dit atrium, deze ruime circulatieruimte, dat we de verschillende consumptiefuncties hebben samengebracht. Die zullen in verschillende wijken of ‘rotsen’ worden ondergebracht: de keuken of het ‘belgo lab’, waarvan de muren zullen worden bekleed met experimenteel antibacterieel glas; het restaurant, dat uiteraard eer zal brengen aan de specialiteiten van ons land; en de bar of ‘belgo birra’, die een ruime keuze aan artisanale bieren zal schenken.

En ook de buitenkant van het paviljoen zal worden aangelegd als een ontspanningsruimte?
P.G. — Ja. België heeft toestemming gekregen de ruimte te benutten die oorspronkelijk aan Oekraïne was toegewezen. Dat land heeft zich teruggetrokken omdat het andere zorgen aan het hoofd heeft. We hebben besloten er een amfitheater met oplopende bankenrijen te voorzien, evenals een pleintje met meubilair. We gaan er een cafetaria inrichten, evenals een frietkraam en een wafelkraam. De afwezigheid van een gebouw op die plek maakt dat ons paviljoen goed zichtbaar zal zijn vanaf de Decumanus, de bezoekers zullen het dus zeker opmerken en dat is mooi meegenomen. Volgens de organisatoren zal het een van de origineelste paviljoenen van de expo zijn!

www.patrickgenard.com

 

PATRICK GENARD BIO-EXPRESS

1954. Geboren in Namen, opgegroeid in Flawinne.
1978. Diploma van ingenieur- architect aan de UCL (Université catholique de Louvain). Tijdens zijn eerste licentie loopt hij zes maanden stage in Barcelona, in het ‘taller de arquitectura’ (architectenbureau) van Ricardo Bofi ll. Hij zal 15 jaar samenwerken met de Spaanse meester, voor wie hij op verschillende continenten projecten zal leiden. ‘Hij heeft me alles geleerd. Ik heb een master van 15 jaar bij hem gevolgd’, zo zegt hij.
1989. Het bureau van Ricardo Boffi l bouwt de kantoren van Swift in La Hulpe.
1994. Hij richt zijn eigen architectenbureau op in Barcelona, ‘Patrick Genard & asociados’, dat tal van woonprojecten, openbare gebouwen en commerciële ruimten bouwt in Spanje en verschillende andere landen, waaronder voornamelijk Marokko.
2009. Het ontwerp van de zetel van de televisiegroep Mediapro levert hem de prijs voor architectuur en stedenbouw van de stad Barcelona op. ‘Het is het mooiste compliment dat deze stad me kon geven.’
2014. Zijn bureau wint de wedstrijd voor het Belgische paviljoen op de wereldtentoonstelling Milano 2015, in samenwerking met architect Marc Belderbos en aannemer Besix - Vanhout.

À lire aussi

Your opinion counts