- Patrimoine
- / Patrimoine
Door Christian Sonon
Sinds 2012 is er een nieuwe rustgevende plek voor de bezoeker die de Abdij van Villers binnengaat. In een tuin van 700 m2 staan niet minder dan 100 geneeskrachtige planten, geselecteerd op basis van de werken van Hildegard van Bingen.
Eerst wandel je tussen de indrukwekkende overblijfselen van de cisterciënzerkerk en de gebouwen (dormitoria, refectoria, auditorium…) waarin de monniken vanaf de 13de eeuw dag in dag uit vertoefden, en daarna kun je voortaan een medicinale tuin ontdekken zoals die in middeleeuwse kloosters werd aangelegd, naast moestuinen en boomgaarden. ‘Normaal werd dit soort tuin in de buurt van de ziekenzaal van de monniken aangelegd, maar dat kon niet omdat daar nu een spoorlijn doorheen loopt’, legt Geneviève Claes uit, pr-medewerker van de dienst promotie van de abdij. ‘Daarom hebben de bestuurders van de vzw die de site beheert hun oog laten vallen op een locatie buiten het normale bezoekcircuit. De plek leent er zich uitstekend toe, want het is er zonnig en de plaats is omringd door muren, beschermd tegen wind en voorzien van bronwater.’ In 2001 kwam de vzw Abbaye de Villers-la-Ville met het plan om opnieuw een tuin aan te leggen in de ruïnes, nadat in 1997 een soortgelijke tuin in de buurt van de Porte de Bruxelles (westkant van de abdij) werd gesloten voor archeologische opgravingen. Toch was het wachten tot 2005 voor het plan vorm kon krijgen dankzij de Stichting Yves Rocher - Institut de France, die niet alleen haar expertise op het gebied van middeleeuwse tuinen aanbood, maar ook bijdroeg tot de concrete realisatie ervan. De tuin van 700 m2 die nu kan worden bewonderd en die het hele jaar open is, is evenwel geen identieke reconstructie, maar eerder een evocatie van hoe een medicinale abdijtuin er in de middeleeuwen uitzag.
Het nuttige aan het aangename paren
‘De monniken wilden in hun eigen onderhoud voorzien en hebben er dus altijd naar gestreefd om alles te produceren wat ze nodig hadden voor hun verbruik’, vertelt abdijgids Dominique Sartiaux. ‘Door die planten te kweken, hadden ze voedingsmiddelen binnen handbereik die ook als basisgeneesmiddel konden dienen. Medicinale kloostertuinen waren niet alleen nuttig, maar hadden ook een symbolische en meditatieve functie, aangezien ze aanzetten om de geest te verheffen en het evenwicht en welzijn terug te vinden.’ De tuin bestaat uit twee delen: de vierkante tuin en de wilde tuin. Het eerste stuk is rechtlijning en omvat acht vierkante perken, afgezet met vlechtwerk uit kastanjehout. In het midden troont een fontein in blauwe steen, gemaakt door de steenhouwers van de steengroeve van Sclayn (Andenne). Ze heeft vier stralen die de vier rivieren van het Paradijs moeten voorstellen. Voor de monniken was de tuin immers de weerspiegeling van het Paradijs en moest alles naar de goddelijke perfectie en schoonheid verwijzen. Het tweede stuk, met veel rondingen, verwijst naar de wilde natuur. Je vindt er bomen, struiken, een vijvertje en… een insectenhotel. De planten in de tuin van Villers-la-Ville zijn voornamelijk uitgekozen op basis van het werk van Hildegard van Bingen, een abdis uit de 12de eeuw die in de Rijnstreek leefde en in 2012 door Paus Benedictus XVI heilig werd verklaard. ‘Aangezien deze abdis uit de Rijnvallei afkomstig was, beschrijft ze in haar medische werken planten die ook geschikt zijn voor onze streken’, legt de gids uit. ‘Bovendien heeft ze regelmatig brieven geschreven naar de monniken van de Abdij van Villers. Die hebben haar niet minder dan 38 filosofische en religieuze vragen gesteld.’
Hildegard en de leer van de lichaamssappen
Hildegard van Bingen was een geleerde vrouw aan wie we naast wetenschappelijke werken ook gebeden en liederen te danken hebben. Ze geloofde in de leer van de lichaamssappen, die op de geschriften van Hippocrates was gebaseerd en waarop de hele geneeskunde tot de 17de eeuw steunde. Volgens deze leer, die Baudelaire inspireerde tot het schrijven van Les Fleurs du mal (De bloemen van het kwaad), werd het gedrag van de mens gekenmerkt door vier lichaamssappen die overeenkwamen met de vier elementen: gele gal en vuur (warm en droog), bloed en lucht (warm en vochtig), zwarte gal en aarde (koud en droog), en slijm en water (koud en vochtig). ‘Een onbalans tussen die “humores” veroorzaakte ziekte’, licht Dominique Sartiaux toe. ‘Het evenwicht kon worden hersteld door een aangepast dieet en bereidingen met planten die het teveel of het tekort aan een bepaald lichaamssap herstelden.’ Zo werden de eerste zes vierkanten van de abdijtuin – in de laatste twee staan planten bedoeld om textiel te vervaardigen en te kleuren – ingedeeld volgens de mate van warmte en vochtigheid. In het vierkant ‘warme en droge planten’ vind je bijvoorbeeld stinkend nieskruid, dat Hildegard gebruikte om koorts, jicht, maagzuur en geelzucht te behandelen. In de categorie ‘koude en vochtige planten’ adviseert de abdis dan weer longkruid gekookt in wijn ‘wanneer men gezwollen longen heeft en het gevoel heeft te zullen stikken en men moeite heeft met ademhalen.’ Nu kun je denken dat we met zo’n eenvoudige remedies toch geen artsen meer nodig hebben, maar probeer dat maar eens te verkopen aan Argan, de malade imaginaire van Molière. Deze zomer zal hij komen zeuren in de abdij. Wanneer hem wordt gezegd dat hem niks mankeert, wordt hij razend. ‘Wie neigt tot kwaadheid, neme een roos en een iets mindere hoeveelheid salie en male deze tot poeder. Wanneer de kwaadheid opwelt, houde men het poeder voor de neusgaten’, beveelt Hildegard van Bingen aan. Ze weet duidelijk op alles het antwoord.
Inlichtingen:
Abdij van Villers
Rue de l’Abbaye 55
B-1495 Villers-la-Ville
+32 (0)71 88 09 80 info@villers.be www.villers.be
WELZIJNSTUIN
Sinds drie jaar biedt de Abdij van Villers-la-Ville tal van ‘natuur en welzijn’-activiteiten aan in haar middeleeuws geïnspireerde tuin: natuurwandelingen, rondleidingen en kruidenworkshops (zie www.villers.be voor het programma). In 2015 is het hoogtepunt van de zomeractiviteiten gepland in het weekend van 26 en 27 september. Gedurende dat weekend zal de site veranderen in een ‘welzijnstuin’ waar van alles te ontdekken valt. In het centrum van de abdij komen stands over natuurlijk welzijn (etherische oliën, cosmetica, voetreflexologie, coaching, gezond koken,…). In een andere ruimte zal er plaats zijn voor tuinaanleg en de inrichting van groene ruimten, terwijl herboristen en producenten van aromatische planten workshops, proeverijen en gratis initiaties zullen aanbieden. En dan zijn er ook nog eens wandelingen om aromatische kruiden te leren kennen en kookworkshops. Zonder de markt met streekproducten te vergeten…
900 JAAR GESCHIEDENIS
De Abdij van Villers is een oude cisterciënzerabdij op het grondgebied van de gemeente Villers-la-Ville in Waals-Brabant. Ze werd onder impuls van Bernardus van Clairvaux gesticht in 1146 door een abt en monniken die van Clairvaux (Champagne) kwamen. De site had verschillende voordelen (de vallei lag voldoende afgelegen, er was voldoende water – de Thyle – en er was constructiemateriaal binnen handbereik). Toch werd de abdij in de 13de eeuw, ten tijde van haar spiritueel en wereldlijk hoogtepunt, volledig herbouwd. Ze telde toen een honderdtal monniken en nog eens drie keer zoveel lekenbroeders. Het domein stond onder de bescherming van de machtige hertogen van Brabant en bezat enkele tienduizenden hectaren, verspreid in het gebied tussen Antwerpen en Namen. Van de 16de tot het einde van de 17de eeuw kende de abdij afwisselend rustige en bewogen perioden, waarin de monniken het oord tot negen keer toe moesten verlaten om veiligheidsredenen.
In de 18de eeuw daarentegen beleefde de abdij haar tweede bloei. Nadat ze in 1789 door het Oostenrijkse leger en in 1794 door het Franse leger was geplunderd, werd ze in 1814 door de plaatselijke bevolking leeggeroofd. In de 19de eeuw verviel de abdij, wat romantici als Victor Hugo aantrok. In 1892 werd ze eigendom van de Belgische staat, die snel met de restauratie startte. In 1972 werden de ruïnes beschermd als site en historisch monument. In 1985 begonnen omvangrijke instandhoudingswerkzaamheden, gevolgd door opwaarderings- en herenigingswerkzaamheden in 2010. Vandaag behoren de ruïnes tot het uitzonderlijke erfgoed van het Waalse Gewest.