Waw magazine

Waw magazine

Menu
© Q. Lefèvre

Van pastorie tot museum

  • Dossier
  • / Culture
  • / Musée MUDIA
Luxembourg  / Redu

Door Christian Sonon

Van een oude pastorie, of een gebouw dat als leefplek is ontworpen, een vernieuwende museumruimte maken zonder afbreuk te doen aan de oorspronkelijke 19de-eeuwse constructie, dat was de enorme uitdaging waarmee het architectenbureau La Grange werd belast. Een opdracht die twee en een half jaar werk vereiste!


La Grange werd opgericht in Daverdisse, op 6 kilometer van Redu, maar is vandaag,  met zijn vijftiental medewerkers, in Libramont gevestigd. Gewoonlijk realiseert dit bureau projecten van vakantiehuizen, hotels en woningen voor een of meerdere gezinnen in opdracht van privéklanten of investeerders. Toen Eric Noulet kwam aankloppen en de plannen van het Mudia ontvouwde, met zijn 300 kunstwerken die een plaatsje moesten krijgen naast heel wat animatie, video’s en een cinemazaal, besefte Geneviève Migeal, een van de vier architecten-vennoten, onmiddellijk dat ze te maken had met een origineel bouwkundig project dat niet alleen bijzonder boeiend was maar tegelijk bezaaid lag met valkuilen. Stelt u zich een groot vierkant gebouw voor met drie verdiepingen, een centrale gang en trap en vier woonvertrekken errond. Vervolgens geeft u uzelf de opdracht hiervan een modern museum te maken met een parcours dat is opgebouwd rond 46 kunstrichtingen. Dan beseft u pas echt hoe groot de uitdaging was!

Een opeenvolging van kleine ruimtes

De pastorie werd een twintigtal jaar geleden al een eerste keer verbouwd, toen de nieuwe eigenaars er een zeepfabriek in onderbrachten, met een fabricagewerkplaats aan de achterkant en een winkel aan de voorkant, links van de ingang”, legt de architecte uit, die voor dit werk werd bijgestaan door Sylvain Jacoby, destijds architect-stagiair. “Die uitbreidingen waren interessant voor ons omdat we op die manier over een groter oppervlakte beschikten voor ons project, des te meer daar ook de kelders groter waren gemaakt. De grootste moeilijkheid lag echter in het beheer van een geheel van kleine vertrekken, terwijl een museum gewoonlijk grote ruimtes vraagt. Uiteindelijk is gebleken dat deze indeling mooi aansloot bij de creatie van een chronologisch circuit, zo stemt elke ruimte min of meer overeen met een tijdperk. De ruimtes zijn geschikt voor het parcours en laten toe een intieme relatie met de werken tot stand te brengen.

Een van de uitdagingen van het architectuurproject bestond erin een gebouw dat was ontworpen als een woonplek om te bouwen tot een museumruimte, met eerbied voor  de verschillende eisen die daarmee gepaard gaan (hygrometrie, lichtsterkte, beveiliging, toegankelijkheid voor PBM…) en de oorspronkelijke constructie. Het doel was de bezoekers de mogelijkheid te bieden om rond te slenteren in een tentoonstellingsruimte waar de sporen van het verleden nog duidelijk voelbaar zijn.

Aanvankelijk wilde de heer Noulet nergens aan raken, bezorgd als hij was om de authenticiteit van het huis te bewaren (zichtbare plankenvloeren, balken…). Naargelang er steeds meer bijzondere technieken werden toegevoegd (alarmen, klimaatregeling, brandbescherming…), beseften we dat die niet zichtbaar mochten blijven. Daarom braken we de rustieke nepelementen af die de zeepmaker had toegevoegd, des te meer omdat de tentoonstelling aan de bezoeker het onderscheid moet tonen tussen wat echt en vals is, tussen origineel en kopie. Bijgevolg moesten we de kopie van oude elementen wel weghalen, zoals het valse vakwerk.

Een museum met zicht op kerk en tuin

De architect zag zich ook gedwongen enkele ramen weg te werken, niet alleen omdat het project meer plaats aan de muren nodig had, maar ook en vooral omdat sommige werken geen natuurlijk licht verdragen. “In de zaal van de impressionisten hebben we wel een raam behouden, want we vonden dat een uitzicht op het platteland de bezoekers zou helpen deze kunstrichting beter aan te voelen. Evenzo biedt het raam in de gang op de eerste verdieping uitzicht naar buiten, dankzij het zicht op de dorpskerk. In de kelderverdieping, waar we een nooduitgang moesten creëren, kozen we ervoor om zicht op de tuin te bieden. Bovendien hebben we die tuin heraangelegd, onder meer door er wat onderhout aan te planten met lokale soorten (berken, beuken, eiken…). We hebben echter een film moeten aanbrengen op dit raam om de intensiteit van het licht te temperen.

Nog een subtiel element: het glasraam in art-decostijl dat Eric Noulet wilde installeren tegen de zoldering, in het begin van het parcours, wordt verlicht door ledlampen. Een valse lichtschacht die oordeelkundig is geplaatst!

Een kunstwerk buiten

In zijn streven om het gebouw in zijn directe omgeving te integreren heeft La Grange gewerkt met lokale materialen (Belgische blauwe hardsteen, leiachtige zandsteen…) die gelijken op de originele materialen. Tegelijk heeft het bureau hedendaagse toetsen aangebracht met, onder andere, een toegangssas links van de gevel, een nieuw terras achteraan en nieuwe raam- en deurlijsten. Daar men op de gevel een werk wenste aan te brengen dat direct duidelijk maakt dat er in het gebouw een kunstmuseum is ondergebracht, is er gekozen voor een geheel van vijf beelden in blauwe hardsteen van Eugène Dodeigne. Deze kunstenaar werd geboren in Sprimont en is in 2015 overleden in Noord-Frankrijk.

À lire aussi

Your opinion counts