- Patrimoine
- / Cultureel toerisme
Door Carole Depasse
Iedereen kent Karel de Grote, maar wie kent Begga, zijn betovergrootmoeder? Ze stond nochtans aan de wieg van Andenne.
De hoofdingang van de collegiale Sint-Beggakerk in Andenne wordt versperd door een metalen hek, zeer tot spijt van Jean Sacré. Hij is historicus en conservator van het religieuze gebouw en zijn kerkschat. Hij vindt het jammer dat de restauratiecampagne in 1984 niet voldoende was en dat maatregelen om het gebouw te beschermen en te renoveren op zich laten wachten. Nochtans staat de kerk sinds 2009 op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed van Wallonië. Zwart grindzand ligt als een gesmolten terril op de toegangstrap. Het verhindert dat loskomende stenen wegspringen als ze de grond raken. Als de inwoners van Andenne hun geschiedenis beter kenden, zouden ze nooit aanvaarden dat hun kerk er zo verwaarloosd bij ligt. Op de place du Chapitre onstond in de 7de eeuw de stad Andenne door de vrome wens van een vrouw met een Keltische voornaam, Begga, dochter van Pepijn van Landen, eerste in het illustere geslacht der Karolingers.
Op de place du Chapitre onstond in de 7de eeuw de stad Andenne door de vrome wens van een vrouw met een Keltische voornaam, Begga, dochter van Pepijn van Landen, eerste in het illustere geslacht der Karolingers.
Andenne-met-de-zeven-kerken
Omstreeks 692 sticht Begga op de rechteroever van de Maas een dubbelklooster waar vrouwen de overhand hebben. Ook in het begin van de 12de eeuw, wanneer de secularisatie intreedt, blijven de vrouwen in de meerderheid. De kloosterzusters worden kanunnikessen en zijn nog steeds heel wat talrijker dan het tiental kannunniken dat aanwezig is om de liturgische dienst te leiden, fysiek zwaar werk uit te voeren of de gemeenschap te beschermen.
Archeologen kunnen de bouwdatum niet exact bepalen, maar een handvest uit de 12de eeuw vermeldt het bestaan van zeven kerken rond het oorspronkelijke klooster – een unicum in de religieuze geschiedenis. De zeven gebouwen bleven bewaard tot de 18de eeuw, toen ze werden gesloopt om plaats te ruimen voor de huidige collegiale kerk.
Maar waarom zeven kerken? Een Andense geestelijke schreef drie eeuwen na Begga’s dood de legende die het bestaan van de zeven heiligdommen verklaart. Deze oude tekst vertelt dat God Begga aanwees waar ze haar klooster moest stichten aan de hand van bepaalde tekens, waaronder een aantal numerieke. Wanneer de varkenshouder van Begga een weggelopen zeug zoekt, hoort hij een goddelijke stem. Die zegt hem herhaaldelijk en steeds op dezelfde plek dat daar de wens van Begga volbracht moet worden. De derde dag vindt de varkenshouder op die plaats de verloren zeug met zeven biggetjes. Op hetzelfde moment is Pepijn, de zoon van Begga, aan het jagen en zijn honden brengen hem naar dezelfde plek, waar hij een kip en zeven kuikens ontdekt. In de war door de stem van de Heer en de herhaling van het getal zeven, vervult Begga Gods wil en sticht haar klooster op de aangeduide plek. Volgens een meer ‘wetenschappelijke’ verklaring liet Begga de zeven kerken bouwen als herinnering aan de zeven basilieken van Rome.
Een omweg waard
Het Oude Andenne ligt een eindje van het commerciële hart van de stad en kan bogen op een rijk erfgoed uit de 17de en 18de eeuw. Op de place du Chapitre is dit merkbaar aan de elegante huizen van de kanunnikessen. De ‘Grand Portail’ (nu ‘porte Saint-Etienne’) was vroeger een van de toegangspoorten tot de ‘encloîtres’ (kloosterwallen), de aristocratische buurt rond de kerk. De fontein ‘van de kuikentjes’ (nu Sint-Beggafontein) dateert volgens een ruitvormig wapenschild uit 1637. Er stroomt nog altijd bronwater uit zoals vroeger, toen vrouwen de vuile was kwamen schrobben op de kalkstenen van het tweede bekken, of zich kwamen opfrissen aan de waterspuwende leeuw. Dit cultureel erfgoed geniet onvoldoende bekendheid. ‘Dinant heeft qua patrimonium minder te bieden dan Andenne en ook onze stad is een “dochter van de Maas”,’ zegt Jean Sacré. Wie of wat treft schuld? Sacrés enthousiasme om de collegiale kerk, het museum en de kerkschat bekend te maken, werkt in elk geval aanstekelijk. Graag zou hij de scholen van de stad wat meer op bezoek zien komen. De conservator is op dreef, hij lijkt wel een levende encyclopedie als hij over de geschiedenis van Andenne spreekt. Ook over de kanunnikessen raakt hij niet uitgepraat.
Het kapittel van Sint-Begga was een wereld van voornamelijk vrouwen, die duizend jaar lang leefden volgens het koninklijk recht, op een gebied van vijf kilometer langs de Maas.
In de 18de eeuw telde het klooster 30 kanunnikessen die allemaal van hoge stand waren. In de nog te publiceren monografie vermeldt Sacré dat alle kandidates in het begin van de 18de eeuw twee adellijke kwartieren moesten hebben en vanaf 1769 zestien. Bastaards of kinderen uit een huwelijk met een niet-adellijke partner kwamen sowieso niet in aanmerking. Aangezien ze geen geloften hoefden af te leggen, konden de zusters als ze dat wilden terugkeren naar de gewone wereld en trouwen. Hun ervaring in het klooster vormde een belangrijke troef om snel een goede partij te vinden.
Vrouwelijke politici en renteniersters
Wie het kapittel verliet, verloor ook automatisch het recht op de prebende. Deze inkomsten uit kerkelijke goederen waren niet te versmaden! Ter vergelijking: in 1760 bedroeg een prebende zo’n 800 florijnen, terwijl een hooggeschoolde arbeider zoals een steenhouwer slechts 1 florijn per dag verdiende. Om te kunnen overleven had de religieuze gemeenschap sinds haar stichting heel wat grond nodig. Waarschijnlijk schonk Begga bij het ontstaan de ‘Ban d’Andenne’, een terrein op de rechteroever van de Maas. Met de tijd werden de bronnen van inkomsten diverser en talrijker (schenkingen, particuliere bijdragen, landbouwopbrengsten, inkomsten uit bosbouw, groeves, heffingen op het vervoer over de Maas en andere inningen…). Een gebrek aan inkomsten was er niet. De wijn voor de erediensten kwam van wijnbouwdomeinen een heel eind verderop, langs de Rijn. Tot het einde van het kapittel was de eerste prebende altijd bestemd voor ‘het heilige lichaam en de relikwieën van Mevrouw Sint-Begga’. Of deze elk jaar correct verdeeld werd in naam van de religie, is niet bekend. Het kapittel van Sint-Begga was een wereld van voornamelijk vrouwen, die duizend jaar lang leefden volgens het koninklijk recht, op een gebied van vijf kilometer langs de Maas.
Stijltwisten
In 1762 waren de zeven oorspronkelijke kerken vervallen. Het kapittel van Sint-Begga kreeg van keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk de toestemming om ze te slopen en te vervangen door één enkele kerk. Uiteraard betreurt Jean Sacré deze beslissing. Als de vroegere kerken gerestaureerd waren in plaats van gesloopt, had Andenne zeker een plaatsje gekregen op de lijst van het Werelderfgoed. Een populaire architect uit die tijd, Laurent-Benoît Dewez, die in dienst was van landvoogd Karel van Lotharingen, werd uitgekozen om de plannen te tekenen voor een neoklassieke collegiale kerk. De eerste steen werd gelegd op 23 juli 1764. Al snel overschrijdt de architect echter het geraamde budget, met desastreuze gevolgen voor de schatkist. Bovendien leidt zijn voorliefde voor de neoklassieke stijl, die toen in de mode was, tot meningsverschillen met de barokliefhebbers, zoals de kanunnik en de graaf van Argenteau. Die laatste vindt de nieuwe trend maar niks en laat als een daad van protest twee overduidelijk barokke altaren bouwen, die nog steeds in de collegiale kerk staan. De werken slepen aan en in 1772 beveelt een koninklijk decreet om binnen het vastgelegde budget de kerk op te leveren. Op 19 september 1778 wordt het religieuze gebouw eindelijk ingewijd. De collegiale Sint-Beggakerk is ruim en licht, dankzij de vele ramen in de gewelven en de weerkaatsing van het licht op de witte muren. Jean Sacré citeert uit het hoofd een passage uit de roman van Umberto Eco, De naam van de roos: ‘Wat u hier ziet, is de erfenis van de vroomheid.’ De schat van de collegiale kerk is ook de rijkdom van het geloof.
De schat van de collegiale kerk is ook de rijkdom van het geloof. ‘Wat u hier ziet, is de erfenis van de vroomheid.’ Umberto Eco, De naam van de roos
Een levenswerk
De kerk herbergt nog een andere, meer tastbare schat in de bijgebouwen: prachtig geborduurde liturgische gewaden, kandelaars met een uitzonderlijk gehalte aan metaal en met de ‘zwanenstempel’ van Michel-Paul Dewez, broer van de architect, manuscripten, incunabels, antifonaria, schilderijen en zilverwerk zoals het juweel van de collectie, het schrijn van Sint-Begga. Hoe langer we tussen de stukken van de kerkschat rondlopen, hoe sterker de conservator zich opwindt. Er is nog zoveel boeiend onderzoek mogelijk naar de verschillende collectiestukken. Het reliekschrijn bijvoorbeeld, werd de laatste keer geopend in 1951 en er bestaat geen enkele foto van, alleen een verslagje van 15 regels. Waarom dat niet opnieuw openmaken en de overblijvende relikwieën ontdekken of de documenten lezen die misschien nog in de sarcofaag van het liggende beeld zitten? Het houten standbeeld van de Maagd uit de 16de eeuw kreeg in 2000 een foeilelijke schilderbeurt. Waarom het niet opnieuw schoonmaken? Opgravingen brachten fijn bewerkte grafstenen aan het licht, die als bouwmateriaal in de muur werden gebruikt. Waarom die opgravingen niet voortzetten?
informatie
Collégiale Sainte-Begge
Place du Chapitre
B-5300 Andenne
Thematische rondleidingen met gids op aanvraag
+32 (0) 471 56 95 04
tresorsacrejean@gmail.com
www.andennetourisme.be/collegiale-st-begge/
Het Berencarnaval
Het Berencarnaval vindt plaats op de zondag van Laetare (4de zondag van de vasten). Aan de oorsprong ligt de legende waarnaar de Berenfontein in de rue d’Horseilles verwijst. Een inscriptie beweert dat Karel Martel, kleinzoon van Begga en grootvader van Karel de Grote, in zijn jeugd een beer doodde die de buurt terroriseerde. Sindsdien is het dier het symbool van de stad en elk jaar nemen de Beren de straten van de stad in, aangevoerd door de reuzen Fonzi en Martin. Een stoet van zo’n dertig praalwagens overlaadt het publiek met confetti, snoep, slingers en gadgets. De afsluiter volgt op de place des Tilleuls, waar de stoet een laatste rondje aflegt en er als geluksbrengers pluchen beertjes worden gegooid.