- Dossier
Door Christian Sonon
In Wallonië zijn 8000 ondernemingen en ongeveer 18.000 mensen werkzaam in de houtsector. De bouw vormt een steeds groter deel daarvan. Welke gevolgen heeft dat voor de sector en de ondernemingen? En wat vinden de bossen ervan? We hebben deze vragen voorgelegd aan de directeur van Hout Info Bois, de Belgische organisatie voor technische inlichtingen over hout.
Hugues Frère, kunt u een beschrijving geven van de houtsector?
Als het om de bosproductie- en houthandelssector gaat, moeten we een onderscheid maken tussen de eerste en de tweede verwerking. De eerste verwerking omvat de bosbouwers, de zagerijen, de houtsnij- en houtschilbedrijven en de bedrijven die gespecialiseerd zijn in drogen en impregneren. Deze ondernemingen worden overkoepeld door de Belgische Houtconfederatie, waarvan Hout Info Bois het technisch informatiecentrum is. Deze organisatie geeft objectieve informatie en adviezen aan de betrokken beroepsgroepen (ingenieurs, architecten, ondernemers, timmerlieden enz.) en garandeert dat de houtbewerking goed wordt uitgevoerd, zodat de hele sector ervan profiteert. De tweede verwerking omvat de bedrijven die hoofdzakelijk de producten van de eerste verwerking gebruiken om platen, parketvloeren, meubels, kisten en verpakkingen, en kleine houten voorwerpen te vervaardigen. Ze worden overkoepeld door een organisatie die Fedustria heet. En hoewel de overgrote meerderheid van de bosbouwers in Wallonië is gevestigd, wat logisch is omdat 80% van het Belgische bosareaal hier te vinden is, zijn de zagerijen evenwichtig over het noorden en het zuiden van het land verdeeld, terwijl de bedrijven die het hout verwerken (meubels, papierpulp enz.), overwegend in het Nederlandstalige deel actief zijn. Hout is dus een rijkdom die, als we naar de hele sector kijken, zowel Vlaanderen als Wallonië ten goed komt.
![]() |
![]() |
Hoe hebben de bouwondernemingen gereageerd op de groeiende belangstelling voor dit materiaal?
Er zijn enorme veranderingen geweest. In 2011 waren er nog veel kleine bedrijven, waarvoor houtbouw niet de enige activiteit was. Het aantal kleine bouwbedrijven is langzamerhand verminderd ten gunste van grote ondernemingen die zich hebben gespecialiseerd. Dit verschijnsel is vergelijkbaar met wat zich in de landbouw heeft voorgedaan. Deze ontwikkeling was natuurlijk om economische redenen onvermijdelijk, maar ook omdat de eisen, met name op het gebied van energieprestaties, zo hoog zijn geworden dat meer deskundigheid, hogere opleidingen en veel vakmanschap vereist zijn. Deze grote ondernemingen, die zich tegelijkertijd toelegden op prefabricage in de werkplaats en sleutelklare gebouwen, hebben zich vooral in het noorden van het land ontwikkeld. Hoewel slechts 25% van de houtbouwondernemingen in Vlaanderen zijn gevestigd, produceren die dus meer huizen dan hun Waalse tegenhangers. Meer dan het dubbele per bedrijf! Maar Wallonië is dezelfde kant op aan het gaan. We stellen in toenemende mate vast dat er een tendens is naar bedrijven waarvoor houtbouw de enige activiteit is.
![]() In 2015 heeft de firma Lamcol (Marloie) op het terrein van een toekomstige ecowijk in Mont-sur-Marchienne het eerste houten gebouw van vijf verdiepingen in België gebouwd: een complex van negentien appartementen dat is opgetrokken uit CLT-platen. |
Zijn gebouwen van hout veelzijdiger geworden?
Inderdaad. Het relatieve marktaandeel van de eengezinswoningen stijgt niet veel. Maar hout wordt wel steeds vaker gebruikt voor de bouw van openbare gebouwen, zoals scholen, sporthallen, culturele centra en huurwoningen. Een van de redenen is waarschijnlijk dat deze grote projecten interessanter zijn voor de ondernemingen. Maar nieuwe technieken, zoals CLT (cross-laminated timber), spelen daarbij ook een rol. Hierbij worden massieve houten platen gebruikt die in kruislings verlijmde of gespijkerde lagen op elkaar zijn aangebracht. Met name door de snelle plaatsing van deze platen is het gemakkelijker om grotere gebouwen neer te zetten.
Hout heeft natuurlijk een flinke impuls gekregen door thema’s als klimaatverandering en duurzame ontwikkeling.
We surfen inderdaad op een interessante golf. Het bijzondere van hout is dat het een oneindig hernieuwbare grondstof is. Je kapt een boom en plant weer een nieuwe. Zo eenvoudig is het. Tijdens zijn groei slaat een boom bovendien voor lange tijd C02 op – meer dan de hoeveelheid die bij de ademhaling vrijkomt – en die C02 blijft in het hout zitten wanneer de boom wordt gebruikt om te bouwen. Als je het hout laat doodgaan, gaat het schimmelen en komt de C02 weer in de atmosfeer. Ecologisch gezien is het gebruik van hout dus heel interessant. Mensen geven zich steeds meer rekenschap van de gevolgen van hun keuze. Des te beter! De vraag is tegenwoordig meer op inheems hout gericht dan op exotisch hout.
Welke houtsoorten worden in de bouw gebruikt?
Voor de constructiedelen gebruikt de sector uitsluitend naaldbomen, die de beste prijs-kwaliteitverhouding bieden. De spar, die 22% van het Waalse bosareaal vormt, is daarbij duidelijk in de meerderheid. Wat hoeveelheid betreft, wordt hij op de hielen gezeten door de Europese douglas (Oregon pine), die ook in onze bossen groeit en nu een mooie ontwikkeling doormaakt, met name omdat hij als voordeel heeft dat hij sterker groeit, wat een hoger volume per oppervlakte-eenheid betekent. Bij de loofbomen gaat de eik, in termen van areaal, ruimschoots aan kop, gevolgd door de beuk en de es. Deze houtsoorten zijn vooral bestemd voor de interieurinrichting. Maar er zijn projecten die ten doel hebben om meer beukenhout voor constructiedelen te gebruiken. Omdat de prijs van beukenhout sterk is gedaald, is dit het moment voor een herwaardering door de uitstekende mechanische eigenschappen ervan te benadrukken.
![]() |
Komt het hout dat we in België gebruiken uit onze eigen bossen?
Naar areaal gerekend behoort België tot de meest bosrijke landen, want ongeveer 23% van ons grondgebied bestaat uit bos. Desondanks is dat niet voldoende om zelfvoorzienend te zijn. Ons verbruik is altijd hoger geweest dan wat we produceren en dat blijft het geval. We zijn dus verplicht om hout te importeren. Daarbij gaat het voornamelijk om naaldhout uit Scandinavië. We importeren heel weinig exotische houtsoorten, want 90% van het hout dat we in de bouw gebruiken, komt uit Europa.
Als we het over kappen hebben, denken we aan ontbossing. Maar in België is het bosareaal in 150 jaar tijd met ongeveer 50% toegenomen!
Dat is een ingewikkeld probleem. Zoals ik net heb gezegd, komt het hout dat in België wordt gebruikt voornamelijk uit Europa. Maar op Europees niveau wordt de volumegroei van de bomen voor slechts 64% weggenomen. Dat wil zeggen dat het totale volume van het bos elk jaar toeneemt. In België ligt dat iets anders. Tot 2012 werd er iets minder gekapt dan er aangroeide, waardoor ons land een licht positieve balans vertoonde. Tegenwoordig bestaat echter de neiging om minder nieuwe bomen aan te planten, maar ook om iets meer te kappen dan de naaldbomen aangroeien. Met name om historische redenen, want het is tijd om bepaalde bomen uit het bos te halen en daarvoor nieuwe bomen aan te planten. Op een bepaalde leeftijd begint een boom namelijk veel minder C02 op te slaan dan in zijn jonge jaren. Wanneer hij dat punt bereikt, is het dus veel interessanter om hem te rooien en te vervangen door een jongere boom, die exponentieel weer C02 begint op te slaan. Anders dan in Vlaanderen, waar het lastiger is om houtsoorten nuttig toe te passen, heeft het bos in Wallonië naast zijn educatieve functie en bijdrage aan het milieu en de biodiversiteit duidelijk een economisch doel. We zeggen wel eens: een bos dat blijft bestaan, is een bos dat wat oplevert.
|
|
![]() |
In cijfers
(Bron: Panorabois 2017/OEWB)
• Waals bos: 556.200 ha (33% van het Waals grondgebied). Productieaandeel: 85%.
• Loofbomen vormen 57% van het productiebos (17% eikenbossen, 9% beukenbossen), naaldbomen 43% (26% sparrenbossen)
• Jaarlijks oogstvolume: 870.000 m3 loofhout en 3.137.000 m3 naaldhout.
• Gemiddeld oogstpercentage: 110% van de aangroei (66% voor de loofbomen en 135% voor de naaldbomen)
• 8003 ondernemingen (waarvan 3200 houtbewerkingsbedrijven en 1939 bosbouwondernemingen)
• 18.328 directe arbeidsplaatsen (12.548 werknemers en 5780 zelfstandigen)