- Tendance
- / Ambachten
Door Aristide Padigreaux
Kunstenaar Jean-Pierre Scouflaire uit Bergen ging op zoek naar een kader en vond dat in rechthoeken. Hij verandert ze, verkent hun oppervlak, speelt met de verticale en horizontale lijnen. Een dwarse kijk op de dingen, een soort van diagonaal in het vage.
“Er ligt een onbeschreven blad voor mij. Wat ga ik erop zetten en wat kan ik erop zetten zonder afbreuk te doen aan alle mogelijkheden die dat blad in zich heeft?”
Kunt u zich kort even voorstellen?
Jean-Pierre Scouflaire — Mijn ouders komen uit de streek van Bergen (Masnuy), maar ik ben deels opgegroeid in Afrika. In de jaren zestig zijn we teruggekomen naar Bergen en daar heb ik mijn middelbare school en hogere studie gedaan.
U bent dus in zwart Afrika geboren en kwam nadien bij de ‘zwarte tronies’ van de mijnwerkers terecht?
JPS — Ergens wel ja… (glimlacht)
Is er iets in uw werk dat verwijst naar Afrika of naar de streek van Bergen waar u woont?
JPS — Nee, aan geen van beide. Dat ik gewerkt heb rond het idee van een kader, was denk ik ook omdat ik daar zelf naar op zoek ben, omdat ik dat als kind nooit gehad heb.
Hebt u structuur nodig?
JPS — Waarschijnlijk wel… Maar ik denk dat het belangrijk is om te starten met het idee: “Er ligt een onbeschreven blad voor mij. Wat ga ik erop zetten en wat kan ik erop zetten zonder afbreuk te doen aan alle mogelijkheden die dat blad in zich heeft?”
En zonder te vergeten dat er een rand is?
JPS — Inderdaad.
Is het ergens ook een levenskader?
JPS — Er is wel een verband. Mijn manier van werken, tekenen en ontwerpen stemt overeen met mijn dagelijkse manier van leven. Maar het is niet omdat mijn kaders er strak uitzien, dat ik een starre geest heb.
U bent wat flexibeler dan een industrieel ontwerper?
JPS — (lacht) Ja, bij mij bestaan er ook soepele vierkanten. Ik kan de lijnen in beweging brengen.
En uit het kader breken?
JPS — Ik ben in ieder geval in staat om het te verdraaien.
Hoe zou u uw werk omschrijven?
JPS — Een minimum aan zichtbare ingrepen voor een maximum aan efficiëntie. Zo weinig mogelijk tonen om zo veel mogelijk te suggereren. Mijn werk draait altijd rond een optimaal gebruik van middelen. Dat is geen minimalisme, maar ik wil met weinig dingen een vraag oproepen, een gedachte losmaken…
Uw schilderijen als open vragen?
JPS — Dat klopt, maar ik wil ook leren kijken, me interesseren voor kleine dingen… Alles lijkt gewoon, normaal, alleen is er dat ene vreemde detail. Het is leren en eer bewijzen aan de kleine dingen die verstoren wat op het eerste zicht conventioneel of normaal lijkt.
Opnieuw leren zien in een wereld die ons bombardeert met beelden?
JPS — Ja, we leven in tijden van oeverloos gepraat, ook visueel. Ik hou mijn blik liever open, zonder verantwoording. In onze maatschappij is alles ogenschijnlijk toegelaten, maar tegelijk moet je je voor alles verantwoorden. Dat is nog erger dan vroeger. Toen konden we niet veel doen zonder meteen een conflict uit te lokken. Er was een dualiteit. Tegenwoordig is die er niet meer, maar we moeten wel voor alles een verklaring geven. Dat is vreselijk! De controle is geniepiger geworden en verpakt als verantwoording.
Uiteindelijk bieden een kader en beperkingen je net de kans om eruit te breken.
JPS — Ja, je hebt toch ergens een referentie nodig. Het is nooit zomaar een kader. Je kunt erin binnengaan, eruit breken, het verdraaien. Maar om je referenties te kunnen loslaten, moet je ze eerst goed kennen en respecteren.
Werkt u met traditionele of vernieuwende technieken?
JPS — Met traditionele. Technieken die me zoveel mogelijk autonomie bieden. Ik werk graag met hard materiaal. Ik heb veel gravures en geprinte beelden gemaakt en ik heb gemerkt dat het gereedschap je vaak doet uitkomen bij interessante constructies. Ook het spel van je handen interesseert me bij dit werk. Als ik een omlijsting voorzie, zal die dus in hout of metaal zijn. Ik ben vooral te vinden voor hard materiaal waarin je moet snijden, waar je een echt contact hebt met het materiaal. Ik gebruik veeleer traditionele technieken zoals lithografie, houtgravure of linosnede, die weinig fouten toelaten en waarbij het duidelijk is wanneer ze klaar zijn. Zonder nuances. Alles of niets!
Mijn manier van werken, tekenen en ontwerpen stemt overeen met mijn dagelijkse manier van leven. Maar het is niet omdat mijn kaders er strak uitzien, dat ik een starre geest heb.
Zit uw streek ook in uw werk verweven?
JPS — Waarschijnlijk zit er wel iets in van de plaatsen waar ik woon. Waar wat juist? Geen idee…
Heeft de abstracte Brusselse artieste Marthe Wéry uw werk beïnvloed?
JPS — Niet rechtstreeks. Als er iemand is die me ondersteund en begeleid heeft en met wie ik artistiek op één lijn zit, is het Gabriel Belgeonne, ook al zijn onze werelden verschillend. Wat ik bij hem waardeer, is zijn eerlijkheid en openheid tegenover de wereld en de kunst. Dankzij Belgeonne heb ik heel wat andere artiesten ontdekt, andere invloeden zoals Rothko of een Poolse graveur met de naam Flakowski. In België vind ik het werk van Jo Delahaut zeer intrigerend. Zijn schilderijen roepen veel vragen op en als kijker vraag je je af waar die vandaan komen, wat de rode draad is. Het zijn kunstenaars die het aangedurfd hebben om wat vrijer met hun werk om te springen, zonder te moeten overdrijven om de indruk te hebben geloofwaardig te zijn.
Artiesten uit de Belgische abstracte kunst dus?
JPS — Ik heb altijd veel gehouden van het werk van de constructivisten, Malevitsj, Lissitzky en de Italiaanse futuristen. En natuurlijk kunstenaars zoals Paul Klee. Van Kandinsky ben ik dan weer niet zo’n fan. De eenvoud van de flessen van Morandi geeft trouwens blijk van een zeldzame intelligentie op het vlak van constructie. Je merkt niet dat er veel werk aan was. Dat is verschrikkelijk in kunst.
Uw werk doet me denken aan Eugène Leroy...
JPS — (lacht) Daar hou ik erg veel van, maar ik zou nooit zelf het verband hebben gelegd.
... misschien door de materie en de schaduwen die je je erbij kunt voorstellen, de dingen die het kader verborgen houdt en die je niet ziet op het eerste gezicht.
JPS — De chaos proberen terug te vinden, dat is goed, en in mijn ogen is het dat wat tot uiting komt in Leroy’s werk. Je vindt er een materiaaldichtheid die lijkt op de chaos of het zwarte gat. Tegenwoordig ben ik meer geïnteresseerd in het terugvinden van de chaos. Er is een schijnbare organisatie en geometrie, maar ik ga op zoek naar de chaos in die geometrie. Misschien net zoals Leroy op zoek gaat naar het licht. Maar als je het resultaat van zijn werk ziet, van zijn schilderijen, dan zie ik een zwart gat waarin alle energie van het licht verdwenen is.
Is er een artiest hier in de Borinage waar u voeling mee hebt?
JPS — Christian Claus, die in de streek woont. Een beeldhouwer die twintig jaar geleden veel gemaakt heeft, en een heel nauwgezette kunstenaar.
Van Gogh heeft in de streek gewoond. Heeft dat invloed op uw werk?
JPS — (lacht) Ik ben geen fetisjist. Van Gogh is niet meteen een bron van inspiratie voor mij. Als de aanwezigheid van Van Gogh publiek kan aantrekken, des te beter. Maar eerlijk gezegd heeft hij niets gerealiseerd in de Borinage. Hij is haastig vertrokken naar het zuiden, op zoek naar het licht. Zo’n dertig jaar geleden werd me gevraagd om de scenografie te doen van een tentoonstelling over surrealisme in België in het Museum voor Schone Kunsten van Bergen. Er was werk van Armand Simon en ze hadden zijn bureau en zijn potloden gezocht. Het moest een levensecht tafereel zijn, dus ik heb onder het bureau zelfs een paar kapotte pantoffels van mezelf neergezet. Het grappige is dat veel mensen echt geloofden in die ‘kopie’ van Simons wereld.
Wat denkt u als kunstenaar over Bergen als Culturele Hoofdstad van Europa in 2015?
JPS — Daar moet ik ook als ‘gewoon mens’ op antwoorden, niet alleen als kunstenaar. Uiteraard is het goed als alle activiteiten rond Mons 2015 mensen een ander beeld van de streek bezorgen. Als er één industrie nog volop bloeit hier, is het wel de culturele sector. En als cultuur kan helpen om de streek opnieuw te lanceren, waarom niet? Intussen kan ik genieten van tentoonstellingen dicht bij huis. Economie en cultuur hangen nauw samen. Damien Hirst is daar een voorbeeld van. De Engelse kunstenaar is wereldwijd bekend en is erin geslaagd om politiek, economie en financiën met elkaar te verbinden. Het is niet goed om alles van elkaar los te maken. We moeten beseffen dat we deel uitmaken van een geheel. Zoveel te beter dus als er interactie is, als we ons daarvan bewust zijn en de zaken wat kunnen opporren. Er is een economisch kader en een artistiek kader, en op hun beurt vormen zij een levenskader.